Artikelindex

De jungle in, de Rio Amazonas op
Maandag 14 december 2009. Santarem, Brazilië

Soms denk je alles goed geregeld te hebben maar blijven er verrassingen. Al ruime tijd hadden we de tickets op zak om van Recife naar Manaus te vliegen, rechtstreeks. Bij het inchecken gaf de stewardess aan dat we slechts vijf tussenlandingen zouden maken op onze trip. Sorry?? En ja hoor, daar zaten we, acht uur lang in een vliegtuig. Elke keer een uurtje vliegen en dan weer een half uurtje aan de grond om mensen in- en uit te laten stappen. Grr! Steijn en Merel vonden het gelukkig best en in de middag zaten we in een heet (37 graden) en dampend Manaus op het vliegveld te lunchen. Brazilië kent nogal wat tijdszones en tot nu toe hebben we zeven keer het klokje moeten verzetten, nu dus ook weer…

Op het vliegveld lopen we Erik tegen het lijf, een aardige Brabo uit Beek en Donk. Hij wijst ons de weg richting Manaus centrum en we verblijven die nacht in een net iets te goedkope hotelkamer. We hebben enkel een ventilator en op een kamer van drie bij drie meter, met vier slapers en ruim 32 graden, is dat dus zweten. Steijn en Merel zijn door het tijdverschil veel te vroeg wakker en de hitte voorkomt nogmaals inslapen.

We verkennen die dag Manaus. De stad is eigenlijk een grote winkelstraat, overal schreeuwen de mensen je naar binnen! Heerlijk om even iets te bekijken en dat er dan direct mensen naast je staan om je te helpen… Echt heerlijk relaxt shoppen. Not! Uiteindelijk komen we aan op het centrale plein waar het grote operagebouw staat. Daar kun je de gekte aanschouwen die er ontstond rondom de rubber”boom”. In die tijd is bedacht dat zo’n belangrijke stad als Manaus ook een operagebouw nodig heeft en dus werd er opdracht gegeven om een kopie van een 19de eeuws Europees operahuis te bouwen. Het smeedwerk kwam uit Schotland, het parket uit Frankrijk, het marmer en glaswerk uit Italië, het hardhout is vanuit Brazilië verscheept naar Europa om daar te laten snijden en daarna is het weer terug gebracht! En als sluitstuk is er op verzoek van de Gouverneur een koepel op gezet met glas in lood en keramiekdakpannen in vier kleuren. Al met al echt een mooi gebouw dat niet geheel in overeenstemming is met zijn omgeving.

altalt

Het plein rondom het operagebouw werd in opperste kerstsfeer gebracht. Overal lichtjes, kunstsneeuw (echte sneeuw kennen ze in Brazilië niet), sneeuwpoppen, Kerstmannen en kunstkerstbomen. Raar om met temperaturen van ruim boven de 30 graden, kerstmuziek uit de luisprekers te horen galmen. Steijn en Merel doet het weinig, ze zijn druk met Sinterklaas en dus zingen we het ene moment een kerstnummer, het andere moment een Sinterklaasliedje. Ook de kramen in de straat zijn hier als sinds medio november gevuld met kerstspul, overal lichtjes die begeleidt worden met valse plastic kerstdeuntjes. Uiteraard moeten we bij iedere kraam kijken en luisteren.

Na twee dagen Manaus gaan we de jungle in. We worden ’s ochtends opgehaald om met de boot de Rio Amazonas op te varen. Natuurlijk moet er eerst nog boodschappen worden gedaan op de markt, drie ananassen, een meloen van tien kilo, twee kippen, een stuk rundvlees (niet nader te bepalen), een net sinaasappelen, rijst, spaghetti, twee kilo suiker en brood. We zitten uiteindelijk in een klein houten bootje met Jacaré, zijn zoon en de gids Aniejousoe heerlijk onze houten konten te kweken. Jacaré, wat krokodil betekent, is 70 en heeft een eigen jungle lodge waar we verblijven. Zijn bijnaam heeft hij gekregen omdat zijn eigen naam onuitspreekbaar is (zelfs voor lokalen) en omdat hij een gift heeft om krokodillen (kaaimannen) op te sporen en te vangen.

Diezelfde dag bezoeken we een lokaal dorpje waar we zien hoe maniok bewerkt wordt. Het is een wortel waarvan onder andere een zoete pannenkoek gebakken wordt en een soort meel van gemaakt wordt wat overal bij gegeten wordt. Het verblijf in de lodge is zeer basic maar Jacaré, zijn vrouw en de rest van de familie doen er alles aan om het zo goed als mogelijk te maken. ’s Avonds liggen we met kaarsjes aan op de veranda in de hangmatten en ‘s nachts slapen we heerlijk in een pikdonker en stil oerwoud.

altaltalt

De volgende ochtend is de tafel gedekt als we opstaan en gaan we na het ontbijt de jungle in. Net vijf meter het ‘bos’ in en het pad houdt op. Met een groot kapmes wordt een pad gemaakt. Steijn trekt aan een dunne liaan en vier meter ‘touw’ valt ons om de oren, de dikke lianen zitten vol met prima drinkbaar water. We voelen ons Tarzan en Diego. We zien hoe elke plant en elke boom hier gebruikt wordt. Palmbladen voor de daken, planten tegen nierstenen en bloedarmoede, hars om de boot waterdicht te houden en het vuur aan te steken en een kauwgomboom voor de lokale Stimerol behoefte. Ook is er de telefoonboom, een reusachtige boom waar, als je tegen de wortel aan slaat met een stok, een enorme klank vanaf komt. Hoorbaar over vele kilometers. Mocht je verdwaald zijn, is dit de boom om je noodkreet te laten horen. En dan maar afwachten of ze je komen zoeken of dat je een galm terughoort van zo’n boom: ’Sorry, maar ik ben ook de weg kwijt!’

Helaas komen we weinig wildlife tegen maar dat wordt ’s middags wel anders. We varen dan een arm van de Amazone rivier in waar we piranha’s gaan vissen. Na wat vlees aan het haakje kan het hengelen beginnen. Simone slingert als snel de eerste vissen aan boord, die na de nodige foto’s weer het water in mogen. Dit laatste laten we aan Jacaré over want ook al vangen we enkel kleine exemplaren ze hebben best een hele boel scherpe tandjes. Ook probeert Simone tot twee keer toe een boomstam te lichten onder het motto ‘dit is echt een hele grote!’. Bij mij (V) blijft het slechts bij twee goede vangsten en voor de rest het bijvoeren van de lokale piranha populatie en moet ik in Simone mijn meerdere erkennen.

altaltaltalt

Nadat het donker is geworden gaan we op kaaimannenjacht. Als meer dan vijftig paar oplichtende kattenogen liggen ze in de rivier, op plaatsen waar we een paar uur geleden ook waren en er niets te zien was. We vangen (met blote handen) uiteindelijk een eenjarig vrouwtje van ongeveer 80 cm en deze wordt voorzichtig (voor beide zijden) binnenboord gehaald. Jacaré vertelt alles wat er te weten valt over het beestje, hoe lang hij onder water kan, over de dubbele oogleden, etc. Steijn vindt het erg spannend en vraagt om een verhaaltje over Bambi. Hierna wordt onze krokodil weer buiten de boot gezet en gaan we in het donker weer terug naar de lodge. Merel slaapt natuurlijk na vijf minuten en maakt niets meer mee van het eten en de avond.

De volgende ochtend wordt het serieus vissen geblazen. Na een kwartiertje over de rivier zijn we bij een drijvend huisje van de stiefdochter van Jacaré. Echt iedereen is familie van elkaar en overal worden we welkom geheten. De bedoeling is dat we ‘traditioneel’ met een net vissen gaan vangen om ’s avonds op de barbecue te kunnen gooien. Steijn en Merel vinden het rivierstrand echter veel mooier en dus ga ik (V) mee aan boord een zijrivier op en blijft Simone met de kinderen op het strand. Ze bouwen en versieren zandkastelen, schrijven de letters van de namen in het zand met kleine plantjes en het verzamelen vijftien verschillende soorten zaden die allemaal anders open gaan.

altOndertussen krijg ik het vissen onder de knie. De vissen van vijftien centimeter weet ik zonder problemen uit het net te krijgen, alhoewel het soms schrikken is als er weer één wild begint te spartelen. We vangen echter ook grotere vissen met tandjes aanzienlijk groter dan de piranha’s, die ook wat feller zijn. Die laat ik met alle liefde over aan de vakman. Één heeft zelfs een enorme stekel op zijn rugvin, die ik gelukkig ook mag laten voor wat het is. Met de vangst van vijftien vissen gaan we terug en Jacaré is tevreden. ’s Middags worden we getrakteerd op de eerste tekenen van de regentijd, een enorme stortbui samen met de nodige donderslagen. Steijn en Merel zijn met het onweer minder gelukkig. Het maakt het niet mogelijk een lokaal dorp te bezoeken. In de namiddag gaan we wel naar een floating lodge waar we die nacht slapen. Simone wordt snel bijgebracht hoe je de vissen schubt, open snijdt en schoonmaakt en ik mag een vuurtje stoken. Ondanks de regenbui (en met gebruik van wat hars uit de jungle) hebt ik de barbecue snel brandend. Die avond komen er nog een aantal boten bij. Het zijn mensen die niet meer hun eindbestemming kunnen bereiken en dus knopen ze hun hangmat aan een balk en slapen in de lodge. Uiteindelijk hangen er zo’n twintig hangmatjes bij elkaar en is het een kakofonie van snurkende mannen en vrouwen, met onder elk hangmatje een tas en een zaklamp.

altDe laatste ochtend is aangebroken. We bezoeken een andere floating lodge (wederom familie) waar ze na acht maanden trainen de eerste roze dolfijnen hebben die daar regelmatig gevoerd (willen) worden. In de Rio Amazonas zijn zowel grijze als roze zoetwater dolfijnen te vinden. Ze zijn over het algemeen erg schuw, maar we krijgen er toch een aantal zo gek om bijna volledig uit het water te komen op zoek naar een vis. Steijn en Merel springen zonder blikken of blozen het water in bij de dolfijnen. Hierna is het tijd om terug te gaan naar Manaus. Het water is door de harde wind en de eerste regenbuien erg wild geworden. Hadden we op de heenweg een volledig vlakke rivier, nu slaan de golven aan boord en is het regelmatig hozen geblazen. Merel slaapt onder een zeiltje en Steijn zit voorop als een echte piraat. Door en door nat komen we uiteindelijk bij de taxi aan. Snel omkleden en die avond slapen we in een luxer hotel met airco en zwembad.

Bij Manaus komen twee armen van de Amazone rivier samen. De Rio Negro, komende uit Colombia, en de Rio Solimões, komende uit Peru. De laatste rivier wordt gezien als de oorsprong van de Amazone rivier. De Rio Negro is 24 graden en donkerbruin van kleur en de Rio Solimões is 21 graden en crèmewit van kleur. Door het temperatuurverschil en de verschillende stroomsnelheid mengen de rivieren niet direct en stromen ze zo’n acht kilometer zij aan zij. We gaan er met een speedboot naar toe om dit fenomeen te bekijken. Aansluitend gaan we de lokale markt op om een sapje te drinken wat vullend is voor de lunch.

altalt

Na twee dagen Manaus nemen we de boot naar Santarém, 31 uur de Rio Amazonas stroomafwaarts. De boot kent drie dekken en tien cabinas. Wij hebben een cabine/suite met een stapelbed, airco en WC. Steijn en Merel kunnen net voor het stapelbed in hun eigen bedjes slapen, niet heel royaal, maar stukken beter dan op de drie dekken. Daar hangen zo’n 400 hangmatten vol met families. Het ziet er allemaal erg fotogeniek uit, maar je slaapt er voor geen meter. Die avond heeft de Sint ook onze cabine gevonden en verrast hij ons met de nodige cadeaus. De Sint heeft goed opgelet bij het kopen van de cadeaus, ze zijn allemaal heel klein of opblaasbaar. Erg handig!

In Santarém hebben we even de tijd om een beetje op adem te komen en het vervolg van de reis te plannen. We vergeten even dat op zaterdagmiddag en zondag alles dicht zit, wat inhoudt dat we tijd hebben om te lezen, veel te slapen en regelmatig in een van de tot nu toe weinige speeltuinen te spelen. De stad is echter in volledige kerstsfeer, de promenade is versierd, er is een optocht met carnavalswagens in kerstsfeer en het huis van de Kerstman staat er. Steijn wil dit natuurlijk graag zien, maar het gaat nog net te ver om op de schoot van de Kerstman te gaan zitten. Het is dan wel de broer van Sinterklaas, maar dan nog!

Eind van deze week gaan we verder richting de kust, laten we Brazilië achter ons en gaan we Frans Guyana in. Maar daarover de volgende keer meer.

Partners

Social Media

Houd jij van Verre reizen met kinderen? Volg, like en blijf op de hoogte!