De jungles van Tangkoko
Woensdag 10 augustus 2011. Tangkoko NP, Sulawesi, Indonesië.

Na het verlaten van Bunaken, zijn we in Manado toch maar op zoek gegaan naar een dokter. Tijns oor bleef zo af en toe opspelen en ook Chris kreeg steeds meer last. Na enig zoekwerk kwamen we terecht bij dokter Ronnie. Hij onderzocht de oren van vader en zoon met een cameraatje en wat we al dachten bleek te kloppen. Beiden hadden een oorontsteking. In Tijns andere oor zat nog een hele hoop zand, dus dat heeft hij er meteen maar uitgespoeld. Ik liet de antibiotica die we van thuis hadden meegenomen zien, en dokter Ronnie vond het een goed idee om die te nemen. We hadden ons dus het doktersbezoekje kunnen uitsparen, maar het voelt toch beter als je de bevestiging hebt van een echte medicus.

Na het doktersbezoek zetten we onze tocht voort richting het nationale park Tangkoko. We strijken neer in de Homestay Mama Roos. We krijgen een erg sober hutje, maar er heerst wel een relaxte sfeer en de staf is erg aardig en behulpzaam. In de jungles van Tangkoko wonen de tarsiers. Deze spookdiertjes zijn zeldzaam, dus wilden we deze kans niet voorbij laten gaan en ze eens met eigen ogen gaan bekijken. Spookdiertjes zijn echter nachtdieren, dus zat er niets anders op dan een avondwandeling te maken.

Om vier uur vertrokken we, goed ingepakt en ingespoten met muggenspul, met onze gids Dion richting oerwoud. Na een wandeling van ongeveer anderhalf uur hadden we al heel wat vogels en insecten gezien. De tarsier leeft in holletjes in de bomen, en aangezien ze langere tijd in dezelfde boom huizen, weten de gidsen ze wel te vinden. We nestelen ons rond een boom, en wachten totdat de duisternis zijn intrede doet. We hebben geluk. Een van de twee spookdiertjes die in deze boom woont, is nieuwsgierig en steekt al bij de schemer zijn hoofdje uit zijn holletje. Ik wist dat het kleine diertjes waren, maar zo klein… Ze zijn zo groot als een vuist, hebben ogen zo groot als schoteltjes, oren die niet veel kleiner zijn, een staartje twee keer zo lang als hun lichaam en aan elk vingertje een soort zuignapje met een nageltje. En ze zijn vreselijk schattig! Om de dieren niet te veel te storen mag er maar beperkt gefotografeerd worden. We doen ons uiterste best, maar het valt niet mee in het halfdonker zo’n klein beestje, boven in een boom, op de foto te krijgen.

Na onze geslaagde missie keren we terug huiswaarts. Maar onze gids heeft nog een toetje in petto. Als hij plotseling de zaklamp van de weg richting bomen beweegt, en ons met zijn handgebaren tot stilstand en zwijgen brengt, zien we de volgende nachtbraker. Hij is pikzwart, zo groot als Chris’ hand, heeft acht behaarde poten en ziet er vreselijk eng uit! Ook de tarantula woont hier dus, in kleine holletjes in de bomen. Er loopt een rilling over mijn rug als ik me bedenk dat ik even daarvoor nog ontspannen op de grond had zitten wachten op de komst van het spookdiertje. Als Tijn nog dichterbij wilt gaan om de tarantula beter te kunnen zien, roept Dion hem terug. We mogen de gevarenfactor van dit harige monstertje niet onderschatten…

Moe, bezweet, maar voldaan komen we terug in onze kamer. We overleggen met de kids of ze de volledige junglewandeling overdag ook zien zitten. En dat doen ze. Zodoende wordt de wekker de volgende dag op vijf uur gezet en vertrekken we om half zes weer richting het grote bos! En onze inspanningen worden beloond. We zien hoog in de bomen een slapende cuscus. Dit buideldiertje is familie van de koala, maar helaas ook een nachtdier dus niet erg actief overdag. Vervolgens treffen we een groep zwarte makaken, die zich niet erg druk lijken te maken over onze aanwezigheid. Ze komen zelfs uit de bomen en lopen enkele meters van ons vandaan voorbij. De waarschuwingen van de gids om rustig te blijven staan en er zeker niet achter aan te lopen nemen we zeer serieus want de tanden die ze ons in het voorbij lopen laten zien, zien er gevaarlijk uit.

Naast verschillende sunbirds, ijsvogels, pita’s en andere onbekende vogelsoorten zagen we ook een Sulawesi dwergoor-uiltje (een vuist groot), dat eigenwijs bleef zitten voor de fotosessie en weigerde zich te laten wegjagen door een stelletje toeristen. En als klap op de vuurpijl streek er een grote hornbill (reuzentoekan) neer om het vrouwtje, dat in een spleet in de boom op het nest zat te broeden, te voeden. Alleen al het geluid van dit vliegende ruimteschip was indrukwekkend. Ongelooflijk hoe je met zo’n grote snavel je hoofd rechtop kunt houden en dan ook nog kunt vliegen. Ik hoef waarschijnlijk niet te vermelden dat de wandeling meer dan bevredigend was en dat de lunch die voor ons klaar stond bij terugkomst, meer dan smaakte!

Tasikoki Wildlife Rescue Centre
Donderdag 11 augustus 2011. Tomohon, Sulawesi, Indonesië.

Vandaag hebben we Tangkoko weer verlaten. Op weg naar Tomohon zijn we gestopt bij het Tasikoki Wildlife Rescue Centre in Kema. Een totaal onbekende plaats, waar we heel toevallig iets over gelezen hadden. Maar de stop was de moeite waard. Het is een groot opvangcentrum voor dieren, te vergelijken met het Natuur Hulp Centrum in Opglabbeek. Alleen hebben ze hier uiteraard hele andere dieren. De meeste van deze wilde dieren werden ooit als huisdier gehouden of werden onderschept tijdens de illegale handel naar China.

Het centrum wordt gerund door met name buitenlandse vrijwilligers. Onze gids, Rachel, komt uit Engeland en werkt hier voor een jaar. Ze geeft ons een rondleiding van meer dan twee uur en weet ons te raken met de trieste levensverhalen van de meeste dieren hier. Voor een aantal dieren is er de hoop ooit weer vrij te kunnen worden gelaten, maar voor anderen staat vast dat ze hier de rest van hun leven zullen moeten slijten. En de omstandigheden zijn verre van ideaal. Vanwege geld- en materialentekort voldoen de hokken bij lange niet aan de gewenste eisen. Hoe hard de vrijwilligers ook hun best doen, het is vechten tegen de bierkaai. De Indonesische regering lijkt niet echt in te zitten met het wel en wee van deze dieren, en werkt om onbegrijpelijke redenen de rehabilitaties zelfs tegen. We zagen onder andere krokodillen, schildpadden, verschillende papegaaisoorten en andere vogels, cuscussen, gibbons, makaken, Maleise zonberen en orang-oetans. Alhoewel het bezoek eigenlijk een heel triest beeld gaf, deed het goed om te zien dat er toch nog veel mensen zijn die zich vrijwillig inzetten voor dit goede doel.

Op de weg terug naar de auto vroeg gids Rachel of we ook het guesthouse wilden zien. Trots leidde ze ons rond in de toren die naast een aantal prachtige slaapkamers, ook een hele mooie meditatieruimte en uitkijktoren had. Als we dit op voorhand geweten hadden, hadden we hier zeker een nachtje gelogeerd. Zeker toen we ook nog hoorden dat de kinderen van de gasten mogen helpen bij de verzorging van de dieren.

Maar helaas, onze taxi wachtte en we reden door. We maakten nog een stop in Air Madidi, waar we een pre-koloniale begraafplaats bezochten. Deze ‘waruga’ bestaat uit verticale graven, boven de grond. De overledene maakt zelf, al tijdens zijn leven, zijn eigen stenen graftombe, en versierde die naar wens. De kindergraven zijn zodoende niet versierd. De overledenen werden na hun dood in foetushouding in hun graf geplaatst, vergezeld van kostbaarheden en bezittingen. Helaas zijn de graven later allemaal geplunderd door de bezetters.

In de namiddag komen we aan in Tomohon. We checken in bij Onong’s Palace en hebben een hutje met voornamelijk glazen muren, zodat we prachtig uitzicht hebben over de dichtbegroeide jungletuin. Een van de hoogtepunten in dit stadje is de beklimming van de Mount Lokon, maar dat is vanwege de uitbarsting een paar weken geleden nu niet mogelijk. In de het dorp zelf merk je niets meer van de uitbarsting. Het enige wat nog zichtbaar is, is de grote rookpluim die nog steeds uit de krater komt en de rode vlaggen langs de helling, om aan te geven tot waar je mag komen.

Rokende vulkaan
Vrijdag 12 augustus 2011. Tomohon, Sulawesi, Indonesië.

Het kleine broertje van Mount Lokon, Gunung Mahawu, heeft zich niet wakker laten schudden door de uitbarsting van zijn broer en ligt er nog steeds even vredig bij. Daarom besluiten we de volgende dag deze berg te beklimmen en de kinderen een echte krater te laten zien. De microlet gooit ons er onder aan de berg uit en wij beginnen aan de anderhalf uur durende klim. Halverwege passeren ons auto’s, die blijkbaar door kunnen rijden tot slechts tien minuten lopen van de top. Maar sportief als we zijn doen wij het voet!

Boven op de top hebben we mooi zicht op de krater, en twee bijna opgedroogde sulfaatpoelen. De eier-geur is er niet minder om. Op de achtergrond ligt de Mount Lokon met zijn dampende, rokende krater. De dreigende zwarte wolken zijn niet alleen afkomstig uit de krater. In de tussentijd hebben zich donkere regenwolken gevormd die tijdens onze afdaling openbreken. Aangezien we op de terugweg geen enkele auto meer tegenkomen, komen we tot op de onderbroek doorweekt aan in onze kamer.

Vers vlees
Zaterdag 13 augustus 2011. Tomohon, Sulawesi, Indonesië.

Vandaag gingen we naar de markt. De markt in Tomohon is veelbesproken, zeker door toeristen. Dit komt omdat een deel van de Minahassa bevolking (is Noord Sulawesi) als uitgangspunt hanteert dat je alles op vier poten kunt eten, behalve de tafels en de stoelen. En dat houdt in dat er op de markt een erge grote diversiteit aan vleesproducten wordt aangeboden. En als je daaraan toevoegt dat er ook nog ter plaatse geslacht wordt, hoef ik er verder geen woorden aan vuil te maken lijkt me. En het is natuurlijk heel dubbel om wel te accepteren dat er koeien-, varkens- of kippenvlees ligt, maar bijna over je nek te gaan als je slangen, vleermuizen, kikkers, ratten, apen en honden ziet liggen.

Ik besluit dan ook me met de kinderen alleen te begeven op het groente- en fruit gedeelte van de markt. Chris kan zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen, en gaat toch even piepen. Als ik even later met een marktkramer onderhandel over de prijs van een paar bananen, komen de kids aanlopen met de mededeling: ‘Kijk mam, daar liggen allemaal dode vleermuizen’. Gelukkig bleken ze er beiden niet koud of warm van te worden.

Aangezien onze terugvlucht naar Bali op 16 augustus is, hebben we nog drie dagen te besteden in Sulawesi. Plannen hebben we nog niet. We doen waar we zin in hebben, en doen niet waar we geen zin in hebben. Wat is reizen toch heerlijk!

Terug naar de stad
Zondag 14 augustus 2011. Manado, Sulawesi, Indonesië.

Vanuit Tomohon zijn we teruggegaan naar Manado. Niet omdat we Manado zo fijn vonden, maar omdat we behoefte hadden aan een soort van opruiming. Het ordenen van alle bagage, bijspekken van de financiële middelen en aanvullen van de levensmiddelen. En dat gaat beter in een stad, met een degelijke hotelkamer, in de koelte van de airco, dan in een dorp, op een klam, krap kamertje in de vochtige berglucht.

Zodoende komen we terecht in het Gran Puri Hotel, waar we de rest van de dag lummelen, de was doen, cartoonnetwerk kijken, skypen en uiteraard de blog bijwerken.

Hè, wat jammer
Maandag 15 augustus 2011. Manado, Sulawesi, Indonesië.

We hadden een verrassing voor de kids in petto. We hadden gezien dat er in Manado een openluchtzwembad was (Sitra Waterpark), met glijbanen en ander watervertier. Maar helaas, het was gesloten! Het was blijkbaar alleen in de weekenden geopend, dus vertrokken we met twee zwaar teleurgestelde kinderen terug naar het hotel. Om onszelf te troosten kochten we vier gebakjes in een van de Dutch Bakery’s die Manado rijk is en plonsden we ‘s middags in het vieze bad van het hotel. Nog maar een dagje lummelen. Ook niet slecht.

‘s Avonds trakteer ik mezelf op een traditionele Indonesische massage. En voor diegenen die denken dat dat alleen maar lekker is: Echt niet! De momenten waarop ik me afvroeg waarom ik dit in godsnaam vrijwillig onderging waren niet op een hand te tellen. Echter, achteraf genoot ik van mijn ontspannen spieren en een lichaam dat op wolkjes liep!

Back to Bali
Dinsdag 16 augustus 2011. Sanur, Bali, Indonesië.

‘s Morgens vroeg vertrekt ons vliegtuig terug naar Bali (Denpasar). Aangezien we niet in deze megastad willen blijven, reizen we meteen door naar Sanur aan de zuid-oostkust. We hebben niets vooraf gereserveerd en al snel blijkt dat Sanur in het hoogseizoen een grote toeristische trekpleister is. Het ene na het andere hotel geeft te kennen fully booked te zijn. Als onze chauffeur na de zoveelste teleurstelling een zijstraatje inrijdt om te draaien, zien we een klein bordje ‘homestay’ staan. We besluiten er een kijkje te nemen en een kwartier later zijn we ingecheckt bij Abian Boga. We hebben een spiksplinternieuwe kamer, met een interieur dat ons doet watertanden. Prachtige tafels, spiegels en kastjes van ruw hout, geschilderd in felle kleuren. Achteraf blijkt alleen onze kamer met dit prachtige interieur te zijn uitgerust.

Sanur is een soort van mini-Lloret de Mar. (Te) veel toeristen, veel winkeltjes, veel restaurantjes, veel strandstoelen en parasols….. De lange kustlijn is uitgerust met een wandel-fietspad, dus onze tweede dag in Sanur besluiten we fietsen te huren. Met de kids achterop fietsen we langs de drukke stranden. De blauwe lucht is gedecoreerd met vele vliegers, een hobby die hier door het grootste deel van de bevolking uitgeoefend wordt. Aangezien het vandaag Onafhankelijkheidsdag is, zijn er op veel plaatsen evenementen. Touwtrekken, kussengevechten, paalklimmen…. En de Indonesiërs hebben het meeste pret wanneer er iets fout gaat. Zijn ze daarmee wel zo verschillend van ons….?

We willen graag het museum van Adrien Jean le Mayeur bezoeken, maar we waren vergeten dat ook hier op nationale feestdagen alles gesloten is. Deze beroemde Belgische schilder kwam in 1932 naar Bali en trouwde op de leeftijd van 50 jaar met de 15 jaar oude Polok. Een vriendelijke, bejaarde, reeds lang geleden geëmigreerde Australiër, is echter bereid ons over het terrein van het museum rond te leiden. We moeten wel beloven stil te zijn. Een beetje unheimisch en niet wetend of het nu illegaal is of niet, bewonderen we de schoonheid van de kunstzinnige gebouwtjes (de voormalige woon- en werkvertrekken van le Mayeur) en luisteren naar de verhalen van de gepensioneerde Ozzie. Helaas hangen de kunstwerken zelf achter slot en grendel, en daar kan zelfs deze Ozzie niet binnen.

Tijdens de voortzetting van onze fietstocht vragen we ons af wat het bouwwerkje is dat op een kleine wijde aan de kant van de weg staat opgesteld. Eenzelfde bouwwerkje staat een stukje verderop, maar dit exemplaar is helemaal zwartgeblakerd. Een man die onze verbazing op onze gezichten leest, gebaart ons met handen en voeten dat we nog even moeten wachten. Niet wetende waarop we dan moeten wachten, besluiten we het advies over te nemen en parkeren de fietsen. De kinderen amuseren zich met de opspattende golven, wanneer we in de verte muziek en veel stemmen horen. Waarop we zaten te wachten wordt al snel duidelijk. Een lange stoet met mensen, waarvan een deel een hoge toren draagt, versierd met gekleurde stof, bloemen en wierook. En boven op de toren staat een in witte stof gewikkelde kist. Voor we het goed en wel beseffen maken we deel uit van een crematieplechtigheid. Nadat de stoet is gestopt, wordt de kist van de toren gehaald en in het geheimzinnige bouwwerkje geplaatst. Een deel van de mensen, naar wij denken de familie, loopt vervolgens zingend een aantal keren rond de kist en alle meegebrachte offers worden op en rond het bouwwerkje gezet. Om de verbranding zelf snel te laten verlopen wordt er gebruik gemaakt van gasbranders. Binnen een mum van tijd staat alles in lichterlaaie. Wat me nog het meest integreert is dat er niemand verdrietig lijkt. Er wordt geen traan gelaten. En dat terwijl de overledene een jongeman van 35 jaar is, die na een ziekte van twee dagen overleden is. Ik peins over de verschillen met begrafenissen bij ons. Het lijkt me fantastisch als je de dood zodanig kunt accepteren, dat je er gewoon vrede mee hebt als je naasten overlijden. Niet dat er dan geen verdriet is, maar het verdriet is in balans met de vreugde die het geloof in reïncarnatie met zich mee brengt. De kids zijn minder onder de indruk. ‘Ik kon die dode toch helemaal niet zien’, merkt Jaan nuchter op als we verder fietsen. ‘Die golven waren veel sjieker…’

‘s Avonds eten we in het restaurant van onze homestay en worden we getrakteerd op Balinese dansers. Tijn kan zijn geluk niet op, maar kiept ondanks zijn gevecht tegen de slaap toch om. Hij wordt alleen nog wakker om met de dansers op de foto te gaan.

Partners

Social Media

Houd jij van Verre reizen met kinderen? Volg, like en blijf op de hoogte!