Krappe behuizing
Vrijdag 17 februari 2012. Kangaroo Island, Australië.
We hebben ‘onze’ nieuwe camper en zijn hard bezig om er aan te wennen, en dat valt niet mee. Hij is vooral erg klein en we missen kleine (en grotere!) handigheidjes, die er best in zouden hebben gepast, maar die de camperbouwer blijkbaar niet nodig vond. Zo is er geen enkel haakje waar we iets aan op kunnen hangen, en bestaat de enige –best ruime- kast onder de gootsteen uit één grote kale ruimte, dus zonder planken of lades. Op deze manier hebben we er dus vrijwel niets aan, tenzij we een stellage maken met kartonnen dozen of zo. Tamelijk onbenullig. Verder hebben we gisteren getekend voor een schone camper. Nou, dat is ‘ie’ niet bepaald. Hij is duidelijk in de outback geweest waar héél veel rood stof was, en dat komen we dus werkelijk overal tegen. Kortom: het was geen liefde op het eerste gezicht. Daar staat tegenover, dat het auto-gedeelte lekker modern en nieuw is, dat de meiden daar lekker dichtbij (achter) ons zitten, en dat hij goed rijdt (en waarschijnlijk zuiniger is dan ons bakbeest in Nieuw Zeeland).
Gisteren zijn we naar Adelaide gevlogen vanuit Sydney. De shuttle die we besteld hadden kwam redelijk op tijd, in de vorm van een busje zónder aanhanger dit keer. Hij werd bestuurd door een andere chauffeur, maar ook deze maakte geen erg vriendelijke indruk. Hij was van mening, dat we te veel bagage bij ons hadden, en dat we daar extra voor hadden moeten betalen. Hij noemde een bedrag van tien Australische Dollar. Toen Ron hem dat gaf werd hij wat vriendelijker, en mochten we toch mee.
Het inchecken verliep vlotjes. De vlucht eveneens (vreemd: we kregen bij aankomst in Adelaide te horen dat er een hálf uur tijdsverschil met Sydney was), de bagage kwam ook heel snel. Helaas bleek Apollo (de camperverhuurder) geen transport te regelen (in tegenstelling tot United in Nieuw Zeeland), waardoor we een taxi moesten nemen. We pasten met onze bagage niet in een gewone taxi. Er moest een stationcar voor opgeroepen worden.
We kwamen gelukkig nog op tijd bij Apollo (ze zouden om half vijf sluiten) en werden daar goed ontvangen (er werd meteen een tekenfilm opgezet voor onze meiden en er was speelgoed). Bij bestudering van de camper bleek hij géén luifel te hebben terwijl we daar wel op gerekend hadden. Blijkbaar is dit één van de eerste auto’s van deze uitvoering (vierpersoons 4WD outback camper) en die hebben dat dus niet. Dat het een soort prototype is, blijkt uit wel meer (zie hierboven), alhoewel ik niet weet, of de nieuwere modellen wél haakjes en plankjes in hun kast hebben.
Om toch een soort luifel (in zogenaamde ‘Gijzen-uitvoering’) te kunnen maken zijn we een paar honderd meter verderop een heel grote winkel in gedoken, om een zeil, bamboestokken (de tentstokken waren uitverkocht), touw en haringen te kopen. Láten ze daar nou een heel mooie speeltuin hebben met prachtige veelkleurige glijbanen (en super mooie kleine winkelkarretjes). De meiden waren er bijna niet weg te krijgen.
Daarna bleek hun energie wel ongeveer op, wat natuurlijk ook niet verwonderlijk was na een dag met zoveel nieuwe ervaringen voor hen (alhoewel vliegen voor hen inmiddels al ‘gewoon’ lijkt te worden; zo vroeg Lena op een gegeven moment, wanneer het eten zou komen, maar daar deden ze niet aan op zo’n korte binnenlandse vlucht, tenzij we daar flink voor betaalden). Zij konden het eten in het Indiase restaurant dat we langs de weg vonden niet erg waarderen (in tegenstelling tot Ron en ik; heerlijk!). Toen we daarna óók nog boodschappen in de supermarkt daarnaast gingen doen was Vera ineens zó moe, dat ze alleen nog maar kon huilen en zelfs geen toetje meer wilde.
Ze vielen allebei als een blok in slaap en we hebben hen later (vrijwel slapend) in hun nieuwe bed gelegd. Dat nieuwe bed stond in Aldinga, op een parkeerplaats bij het strand daar. Dat terwijl wild kamperen hier in Australië formeel verboden is (maar vaak wel gedoogd wordt). We waren keurig naar de camping in Christies Beach gereden maar kwamen daar zo laat aan, dat de receptie gesloten was en de slagboom niet open ging. Gelijk maar illegaal gedaan dus.
We hadden de puf niet meer, om al onze spullen te herorganiseren. Het maken van een bed was al een hele klus. We hebben besloten, om de meiden boven te laten slapen, en daar ook onze tassen te laten staan. Wij slapen beneden op het bed dat overdag deels bank is. Het bed neemt het gehele vloeroppervlak beneden in beslag, waardoor we niet meer bij de (vrijwel zinloze) benedenkast en de koelkast kunnen, en je halsbrekende toeren uit moet halen om überhaupt de camper nog uit te komen. Dat laatste zal helaas ook ’s nachts moeten gaan gebeuren, omdat we geen toilet hebben in dit ding. Ik heb dan ook weer ‘wild’ moeten plassen gisteren en vanmorgen en ik heb opnieuw geconstateerd, dat ik het vreselijk vind. Ik krijg het niet voor elkaar, om droge voeten te houden (wat ik voel omdat ik Teva’s aan heb) door mijn gespetter. Ik zou natuurlijk in hoog gras kunnen gaan ‘zitten’ om dat probleem te ondervangen, maar er schijnen zich hier in Australië in hoog gras nog wel eens gevaarlijke dieren op te houden, zoals slangen. Vind ik toch niet zo’n prettig idee, om me daarin te begeven, zeker niet in het donker; daarbij zitten daar ook vast meer vliegende steek-beesten. Ik zal heel wat openbare toiletten gaan bezoeken de komende weken. Had ik maar een plasgootje meegenomen… (of hoe heet zo’n ding?). Wellicht ga ik eens een nog aan te schaffen trechter proberen.
De eerste nacht was geen groot succes. Deels vanwege de wind (geluid, geklapper van het zeil van ons ‘dak’, geschud van de camper), deels vanwege onze illegale plek, deels vanwege enkele auto’s die ondanks het nachtelijke tijdstip toch ook naar die afgelegen plek kwamen en deels vanwege de vrij krappe slaapplek met de gladde slaapzakken die steeds afgleden.
Vandaag weer mooi weer. Wel veel wind. We hebben buiten ontbeten; ging prima. We moeten bijna wel. Binnen blijken we geen tafel te hebben (wat ook anders is dan ik mij kan herinneren van het plattegrondje dat ik bij het boeken heb gezien).
We zijn zuidwaarts gaan rijden, richting Cape Jervis, het vertrekpunt van de ferry naar Kangaroo Island. Al vrij snel leek het, of we de bewoonde wereld achter ons lieten en naar het eind van de wereld reden. Wat een kale, dorre, gele landschappen trokken voorbij. We zagen schapen door een kaal land lopen, met wat dorre grassprietjes. Ze zagen er tamelijk ondervoed uit. Ik vraag me af, of dat hier rond deze tijd van het jaar normaal is, of dat het met de uitzonderlijke warmte te maken heeft, die hier een maand geleden aan de orde was. Dat zal ik nog eens gaan vragen.
Al rijdend belde ik Sealink, de rederij met veerboten van en naar Kangaroo Island, en reserveerde een boot voor drie uur ‘s middags. Iets beter geïnformeerd had ik niet naar waarheid gezegd dat onze meiden drie waren, maar had ze voor ‘bijna drie’ door laten gaan, want dat had veel geld gescheeld (tot nu toe hebben we echter heel veel mazzel gehad; vrijwel altijd kunnen onze meiden gratis mee en naar binnen…). Als we vannacht zouden overnachten op de camping in Penneshaw zouden we flinke korting krijgen op de (dure) overtocht, dus op die camping staan we nu, 200 meter van de aankomstplek.
We realiseerden ons, dat we nog verdere boodschappen nodig hadden voor onze dagen op Kangaroo Island en begonnen ons wat zorgen te maken, want het leek er niet op dat we nog een flinke winkel zouden gaan vinden. Maar dat gebeurde gelukkig toch nog, en wel in Yankalilla, waar we dus flink insloegen. Daarna een speeltuin gezocht en gevonden. Daar kreeg ik de kans om wat orde in de camper aan te brengen, waardoor we nu toch een beetje uit de voeten kunnen en ook nog spullen kunnen terugvinden.
Eenmaal op de boot werd omgeroepen, dat het op zee tamelijk ‘rocky’ zou worden en werd mensen die daar gevoelig voor zijn (Ron!) aangeraden om achterin de boot te gaan zitten. Dat advies hebben we snel opgevolgd. We namen ook nog snel anti-reisziekte-pillen in, maar achteraf had dat waarschijnlijk niet zoveel zin (had twee uur van te voren gemoeten!). Het werd inderdaad ‘rocky’ maar we hebben de (vrij korte, 45 minuten) boottrip goed doorstaan, en de meiden vonden dat gedein alleen maar mooi.
Eenmaal aangekomen zijn we niet gelijk naar de camping gereden maar hebben we nog een tochtje over deze hoek van het eiland gemaakt. Al vrij snel hield de verharde weg op en stond er een bordje ‘Only 4WD’. Dat was wel even leuk… laten we nou een 4WD hebben! Meteen uitgeprobeerd dus, en dat ging goed. Mooie weg tussen mooie bomen door, ik denk eucalyptusbomen. We zijn nog bij een riviertje geweest (waar de meiden stokken in gooiden) en op een mooi strand (waar ze meteen hun schoenen uit wilden doen wat niet mocht van ons, omdat we niet goed wisten of dat wel verstandig was). Ron heeft inmiddels navraag gedaan hier op de camping. Het schijnt, dat je hier veilig de zee in kan zonder risico’s te lopen. Verder zijn er wel gevaarlijke spinnen en slangen maar die zullen wij normaal gesproken niet tegenkomen. Goed, morgen mogen die schoentjes dus alsnog uit.
De meiden hebben zich vanavond vlakbij de camping prima vermaakt op de betonnen hellingen die daar liggen voor fietsers en skaters (die er vanavond niet waren). Zij gebruikten de hellingen als glijbaan en werden daarbij heel vies, en hun eerder nog mooi witte broekjes, genaaid door oma Gijzen ook… Inmiddels liggen zij te slapen en is ons bed ook alweer zo goed als klaar. Het begint te wennen hier. Toch wel leuk…
Toch nog een ijsje
Zaterdag 18 februari 2012. West Bay, Kangaroo Island, Australië.
De dag van vandaag levert geen groots succesverhaal op. Het was een dag van rijden en weinig zien. Op het moment dat we wel iets wilden zien bleek dat óf te duur óf niet mogelijk óf niet in de smaak te vallen bij de meiden. Het feit dat het hier kaal en woest is wordt door onze buren op de camping, die uit Melbourne komen, fantastisch gevonden. Juíst omdat het nog niet bedorven is. Mogelijk kunnen wij het achteraf, als we de Zuidoostkust van Australië gezien hebben, pas op waarde schatten. Nu vinden we het wel heel ‘anders’ dan wat we tot nu toe gezien hebben, en dat is bijzonder, maar het heeft ook iets bijna bedreigends, omdat het zo ‘ongastvrij’ is voor levende wezens, inclusief mensen. Erg mooi kunnen we het nog niet vinden.
Vanmorgen op de camping hebben de meiden zich nog een hele tijd vermaakt op de betonnen hellingen en bij de fitnesstoestellen. Toen Vera haar teen stootte en ‘bloed had’ was Lena aandoenlijk zorgzaam. Toen ze ná de pleister weer terug wilden naar de ‘speeltuin’ en dat Vera moeilijk afging, kwamen ze sámen terug, heel lief. De oplossing bleek te zijn dat Vera haar pijnlijke voet in een (groter) klompje van Lena stopte, en Lena één (kleiner) klompje van Vera aan had.
We vertrokken naar het westen. Toen begon de ‘ellende’. Een uitzichtpunt bleek slechts te bereiken via een lange trap, die lieten we schieten omdat we dat niet zagen zitten met onze meiden. We namen al snel de afslag vanaf de ‘grote’ weg naar een kortere route, die over onverharde wegen voerde. Ik zag een aantal meertjes tussen de bomen door die er nogal bizar uit zagen: één met allerlei witte dingen, waarschijnlijk zoutkolommen of vogels, één met heel veel dode kleine boompjes. Helaas was het niet goed te zien/ te bereiken vanaf de weg.
We reden naar Seal Bay, een must see een stuk van de hoofdweg af. Aldaar aangekomen bleken we een fikse toegangsprijs te moeten betalen om met een gids tussen de zeeleeuwen door te kunnen lopen. Voor een iets minder fikse (maar nog altijd hoge) prijs konden we over een vlonder naar een uitzichtpunt lopen, van waar we de zeeleeuwen zouden kunnen zien liggen. Dat wilden we op zich wel, maar hadden geen zin om daar flink voor te moeten betalen. We besloten te vertrekken.
Om toch niet helemaal voor niets daar naartoe gereden te zijn, bedachten we, dat we wel even naar het strand konden gaan dat daar vlakbij lag. Daar dachten de meiden anders over. Ze gaven duidelijk te kennen niet naar de zee/ het strand te willen. Het leverde twee snotterende en huilende, later bijna hysterische meisjes op, toen met name Ron het plan toch doorzette tegen hun zin. Resultaat: een groot fiasco. We hebben uiteindelijk in de schaduw van de camper op een zeil onze broodjes opgegeten en vertrokken maar weer. Ik had verwacht, dat de meiden daarna als een blok in slaap zouden vallen maar niets was minder waar: ze hadden weer de grootste pret samen. Niet eens zo heel erg veel verder (na Vivonne Bay) reden we naar een rotspunt in zee, Point Ellen. Daar wilde Lena best wel een stuk lopen en had goede zin. Vera was wat minder tot lopen te bewegen.
We reden daarna door nog meer eentonig landschap: droge grond, struiken, bosjes, bomen, een enkele brievenbus, verder niets. Oh ja, we hebben ook nog kangoeroes gezien (dode maar ook levende), en we zagen een paar grote hagedisachtigen met een lange staart, waarschijnlijk leguanen, over de weg kruipen. Als je dan na zo’n twintig kilometer bij een bord met ‘Koala Walk’ komt, ben je haast wel verplicht om af te slaan. Dat deden we dus. Er was een visitors centre waar niemand achter de balie stond en er hing een affiche waarop stond dat er een rondleiding met een gids was geweest om twee uur (heetste moment van de dag!). Tja, toen gingen we maar weer.
De meiden wilden graag een speeltuin. Die is op dit kale eiland moeilijk te vinden, maar we deden een poging door bij een camping (waar ook koala’s te zien zouden zijn) even rond te kijken. Geen speeltuin, koala of ander levend wezen te bekennen. Toen we net voor vijf uur bij het Visitors Centre van Flinders Chase National Park kwamen, hadden we de moed al bijna opgegeven dat onze dag nog goed zou worden. We stonden op de parkeerplaats oog in oog met een kleine kangoeroe, die helemaal niet bang leek. De dames achter de balie bleken aardig en behulpzaam. We besloten naar de (via hen te boeken) camping bij West Bay te gaan, die nog ruim twintig kilometer verder lag. We konden er ook nog een ijsje kopen voor de meiden.
We staan hier op een rustig plekje in het zand, op een heel kleine camping met enkel een paar toiletten (zonder water), vlakbij het strand. Vreemd genoeg wilden de meiden nu wél met hun voeten lekker in het zand en Vera ook in het water, terwijl daar vanmiddag absoluut geen sprake van was. Het was er heerlijk; het zand nog warm van de zon van vandaag, de temperatuur erg aangenaam.
Morgen wordt vast een goede dag. We moeten zorgen, niet net op het heetste moment van de dag veel van de meiden te vragen (zoals vandaag). We zouden eens wat vroeger op kunnen staan bijvoorbeeld, maar ik vrees, dat dat weer moeilijk gaat worden. Om tien uur waren de meiden nog klaarwakker en ik ben ook niet bepaald een ochtendmens (en maak het ’s avonds vaak te laat).
Geen haast om weg te komen
Zondag 19 februari 2012. Western River Cove, Kangaroo Island, Australië.
Vandaag was een goede dag. Zeker vergeleken met gisteren. Het was niet zo zonnig/ warm vandaag en dat was eigenlijk heel erg prettig. We hebben een goede strandervaring gehad, de meiden liepen heel aardig en we hebben fur seals (bont zeehonden) gezien. We staan nu op een simpele camping aan de Noordkust, bij Western River Cove, een mooie plek.
Vanmorgen was het een beetje lastig ontbijten in het mulle zand waarop we kampeerden. Onze campingtafel stond heel wiebelig, alles dat op de grond viel (en dat gebeurt nogal eens) was meteen héél vies, en de meiden waren dat ook alweer snel. Vooral Vera heeft daar een handje van, onze kleine grote viespeuk. De kampeerstoelen die meegeleverd zijn zijn te groot voor onze meiden. Eigenlijk hebben ze er tijdens het eten niets aan. We moeten nog op zoek naar een goede stevige kartonnen doos of een krat, zodat zij op het treeplankje van de camper kunnen zitten, met een eigen tafeltje vóór zich (afgekeken van opa en oma ‘Caravan’!).
Zodra Lena er lucht van kreeg dat we van plan waren om opnieuw naar het strand bij de camping te gaan, begon ze al te piepen dat ze niet wilde (Vera had er vandaag wel zin in). Onder voorwaarde dat ze niet hoefde te lopen en dat ze niet nat zou worden liet ze zich uiteindelijk toch meevoeren (op de schouders van Ron). Op het strand bleef ze aanvankelijk als een bang (en heerlijk aanhankelijk) vogeltje tegen mij aanhangen. Langzaam aan ontdooide ze wat, en toen Ron en Vera bezig waren om een flinke paal verticaal in de branding te plaatsen móést ze ineens ook meedoen en ging ze helemaal los. Leuk om te zien hoeveel lol ze later had en helemaal niet bang meer leek.
Na deze positieve strandervaring zijn we naar Admirals Arch gereden, zo’n 35 kilometer verderop, aan de Zuidkust. Ik reed eens, voor de verandering. Dat was nodig, omdat we gisteren een conversatie opvingen tussen de meiden die erop neerkwam, dat papa goed kon sturen en mama niet (mama zou alleen in de ‘blauwe auto’ kunnen rijden; daar hebben we er thuis twee van… het is trouwens ook opvallend, dat de meiden het hier niet vaak over ‘thuis’ hebben, maar steeds vragen, wanneer we weer naar de ‘blauwe auto’ terug gaan!). Het was even wennen, omdat het een automaat betreft. Het ging 34,9 kilometer goed, ik vond het prettig om op de onverharde weg met vierwielaandrijving te rijden. Dat voelde een stuk ‘steviger’ dan met tweewielaandrijving. Op het allerlaatste moment deed ik een poging de koppeling in te trappen (die er niet was) waardoor we heel hard remden en de meiden voorover ‘klapten’ waardoor Vera wakker werd. Lena sliep gewoon door…
Admiral’s Arch was leuk. Het is een gebied dat gratis te bezoeken is (mits je een dagkaart hebt gekocht voor het National Park, die wij automatisch hadden omdat wij er gekampeerd hadden) waar zogenaamde fur seals leven. Ik had de indruk, dat er ook sea lions tussen zaten, want die zagen er veel gladder en donkerder uit, maar het kan zijn dat dat fur seals waren die net uit zee kwamen waardoor hun vacht nat was. Ik heb er dan ook absoluut geen verstand van. Hoe dan ook; we hebben er heel wat gezien, en er waren er ook veel actief in zee.
We konden met een houten vlonder afdalen naar een natuurlijke boog, met een soort stalactieten aan de rand. Daar werden we ingehaald door een buslading Aziatische studenten. De vrouwelijke helft leek onze meiden een grotere attractie te vinden dan al die fur seals bij elkaar en kiekten er flink op los. Aanleiding voor ons, om er maar weer eens vandoor te gaan. De meiden begonnen wat te sputteren toen ze de houten vlonder en trappen ook weer óp moesten, maar toen we ‘we maken een kringetje van een jongen en drie meisjes’ gingen zingen en uitvoeren, al lopend en buigend, kwamen we toch nog boven zonder hen te hoeven dragen. We zijn nog even naar de Remarkable Rocks gereden daar vlakbij, die ik van een afstandje heb kunnen zien. We zijn er maar niet meer helemaal heengelopen, dat werd teveel van het goede. Remarkable (opmerkelijk) waren ze inderdaad wel.
Bij het Flinders Chase Visitor Centre hebben de meiden nog in een zandbak gespeeld (we hadden de dag ervoor gezien dat ze daar naar fossielen konden graven met een dig kit en dat klonk wel leuk). Toen ik daar een informatiebord bestudeerde, realiseerde ik mij dat de kleine kangoeroe die we daar gisteren zagen, waarschijnlijk een walibi was.
Daarna hebben we de ‘oversteek’ gemaakt naar de Noordkust, na eerst nog wat dure diesel ingeslagen te hebben. De meiden bleven klaarwakker, verbazend genoeg. De onverharde weg naar Western River Cove bleek erg mooi, met name aan het eind, toen deze flink begon te dalen, en een paar poelen met veel kangoeroes, gele heuvels en een riviertje liet zien.
We konden nog via een voetgangersbrug de rivier oversteken en naar een mooi baaitje lopen, met veel meeuwen op mooie puntige en oranje gekleurde rotsen. We betalen hier slechts vijf AUD (zo’n vier Euro) per nacht, en hebben daarvoor een prima vlakke plek, picknicktafels onder een overkapping met uitzicht op de baai, water uit een regen-opslagsilo, gratis gebruik van een gasbarbeque (ik heb hamburgertjes gemaakt van ons restje gehakt; je moet wat als je geen worsten bij je hebt) en toiletten. Niet slecht.
Kangaroo Island begint me te bevallen. Ik voel de neiging, geen haast te hebben hier weg te komen, maar er wacht nog veel meer op ons. Morgen moet toch maar onze laatste hele dag worden hier, anders zijn we hier te veel tijd kwijt. Ik verwacht dat het weer een mooie dag gaat worden. Er wachten nog veel mooie plekjes op ons, waaronder een plek waar je met je 4WD auto op het strand mag rijden en een wildlife park in Parndana met tamme kangoeroes dat voor onze meiden erg leuk zou moeten zijn.
Eerste zwemles
Maandag 20 februari 2012. Brownlow (Kingscote), Kangaroo Island, Australië.
We hebben vandaag een lange maar geslaagde dag gehad. Het weer was tamelijk vreemd, met een harde wind, zo nu en dan wat regen afgewisseld door zon. Vanavond deed de wind er nog een schepje bovenop. Het zou me niet verbazen, als er nu ten noorden van hier een orkaan raast en dit een staartje is?! De meteorologen weten het vast, wij zijn hier totaal onwetend.
Vanmorgen weer gegeten op ons mooie rustige plekje onder het afdak op de camping. Toen we zo’n beetje klaar waren om te vertrekken kwamen er twee bussen aanrijden met de groep Aziatische studenten die we gisteren ook al tegengekomen waren. Die kwamen snorkelen in de baai. Heel vreemd, ineens zo’n luidruchtige en foto’s (van onze meiden) makende groep op een tot daarvóór zo rustige plek. Ze veroorzaakten in ieder geval, dat wij besloten dáár niet meer naar het strand te gaan. We vertrokken richting Snelling Beach, een strand iets ten westen. Een prachtig strand, waar we met de meiden een heuse strandwandeling maakten. We waren zo stom hen niet meteen hun broeken uit te doen, dus die waren even later zeiknat. Ron overwoog nog even om te gaan zwemmen (er waren mensen aan het snorkelen) maar stelde dat nog even uit. Van uitstel komt nog al eens afstel, zo ook nu. Ron kon het niet laten, om even via het strand te rijden, zogenaamd om te keren. De meiden keken hun ogen uit, toen we ineens langs de branding reden. Onze 4WD bleek geen moeite te hebben met het best droge mulle zand.
Daarop volgde een bezoek aan Stokes Bay (weer een stuk verderop), wat een heel avontuur was. Het strand daar viel te bereiken via een spannende tocht tussen grote rotsen door. Het strand zelf bevatte een deel dat helemaal omzoomd was door een rij met stenen, waardoor er geen branding was. Een prachtige plek dus voor de eerste zwemles voor onze meiden. Beiden hadden er zin in en het was heel leuk. We hebben ook nog lekker gerend en tikkertje gedaan. Ron is even kopje onder gegaan maar echt zwemmen kon daar niet in verband met een gevaarlijke onderstroom (waarvoor gewaarschuwd werd middels borden).
Na al dat water en zand werd het tijd om naar het Parndana Wildlife Park te gaan, dat centraal op het eiland ligt. Het is een park waar onder andere ‘zielige dieren’ leven die het in de vrije natuur niet redden. Met name de kangoeroes zijn er erg tam. En dat hebben we gezien. Ze wilden heel graag (gekocht) voer uit de handjes van Lena en Vera eten, en geaaid worden. Erg leuk! Het leverde natuurlijk de ultieme ‘Australië-foto’s’ op! Verder waren er koala’s die net werden gevoerd met takken met vers blad (van de ‘gum-tree’?) toen wij daar waren. We mochten in hun hok en konden ze aaien. Toch wel erg bijzonder. Wat een dikke vacht hebben die beesten, en dat in zo’n warm land! Er waren nog veel meer dieren, waaronder walibi’s, een wombat, emoes, veel roofvogels en zelfs een krokodil.
Na het bezoek aan de ‘dierentuin’ zoals Vera het noemde vonden we het wel weer mooi geweest. Alleen moesten er nog inkopen gedaan, getankt, gegeten en een slaapplekje gezocht worden. De eerste drie genoemde dingen vonden plaats in Kingscote. Ron bakte pannenkoeken (op de draagbare gasbrander die bij de camper hoort) onder een overkapping bij de plaatselijke speeltuin aan zee. Er vlogen veel pelikanen boven ons, die de harde wind blijkbaar zeer konden waarderen. Een mooi gezicht. We spraken er nog twee Duitsers die er ook hun avondmaaltijd bereidden. Zij waren sinds een week gestrand op het eiland door een defecte auto waarvoor de materialen van het vaste land moesten komen.
De slaapplek werd gevonden: een camping onder Kingscote, in Brownlow. Hier moest nog een was gedaan worden (kleine meisjes en wat kleren). Lekker om hier weer eens te kunnen douchen. Morgen hopen we om half twaalf de veerboot terug te kunnen nemen naar het vasteland, als de wind zich een beetje gedraagt tenminste. Het lijkt me in ieder geval verstandig dit keer wél op tijd de antireisziekte-pillen in te nemen.