Artikelindex

Stukkie lopen
De weersverwachting voor de volgende dag: 500 mm regenval. Heb meelij met ons. Maar vooral ook met die arme Japanners, want het is deze week Obon-vakantie, een van de weinige weken in het jaar dat ze vrij hebben.
We moeten door naar Norikura. Na een half uur uiterst smalle weggetjes vol haarspeldbochten stuiten we op een stroom water dwars over de weg. Na enige aarzeling rijden we er doorheen. Niet veel later zien we (voor ons) onleesbare waarschuwingsborden, en een meneer die iets doet met een hek over de weg. Hij maakt het hek open, of juist dicht, het maakt niet eens zoveel uit – we besluiten dat het beter is om terug te keren en een alternatieve route te zoeken. Bij twijfel, niet doen.

De rest van de dag rijden we een van de mooiste routes van de vakantie, helaas grotendeels versluierd door regen en bewolking. We passeren de ene na de andere tunnel, waaronder eentje van maar liefst veertien kilometer. Wat mij opvalt is dat Japanners bij bochten vaak de kromtestraal vermelden. Lekker kwantitatief is dat, niet dat vage gedoe over scherpe en flauwe bochten. De invloed van Obon is overigens merkbaar, het is druk op de weg. Tot onze verbazing zien we ook af en toe fietsers rijden. Door de combinatie van regen, tunnels en verkeersdrukte oogt dat oncomfortabel, om niet te zeggen suïcidaal.
We maken een lunchstop in Furakawa, en bezoeken daar Hida Furakawa Matsuri Kaikan, een museum gericht op de lokale festivalcultuur. Een folkloremuseum dus, maar dan op zijn Japans, met een heerlijk geeky sausje eroverheen. Er is een 3D-film, er is een demonstratie van een volautomatisch poppenspel, en natuurlijk een tafel met moeilijke houten puzzels.

Tessel is van veel dingetjes bang deze dagen. ‘Stukkie lopen’ zegt ze dan, wat Tesseliaans is voor ‘ik wil hier NU weg en jij gaat met me mee’. Ook in dit museum ziet ze veel enge dingen. De mevrouw die ons vol trots rondleidt, laat het er niet bij zitten. ‘Misschien vindt ze dit wel leuk.’ (Een 3D-brilletje.)
‘Stukkie lopen…’
‘Of dit!’ (Een traditioneel verkleedpartijtje.)
‘Stukkie lopen!’
‘Dit dan misschien?’ (Een bewegende pop.)
‘Stukkie lopen papa!!!!’Onze gids blijft volhouden, en ze is zo ongeremd enthousiast dat ik elk moment verwacht dat ze het masker van haar gezicht trekt en Wendy van Dijk blijkt te zijn. Maar dat moment komt niet. Deze mevrouw is gewoon zichzelf.

Aan het einde van het bezoek regent het nog steeds. En we zijn nog niet klaar, de kinderen hadden zakjes voer gekregen voor de karpers in de vijver. We kopen een parapluutje, gaan er met z’n vieren onder staan, en voeren geduldig de enorme hoeveelheid hongerige karpers. Het duurt niet lang of we krijgen van het museum een extra paraplu cadeau. Zo zijn ze, die Japanners.

Slipperplicht
Norikura lijkt wel een Engels stadje; we zien allemaal gelegenheden met namen als Maple Syrup en Milkpot. We stappen een soort van Ierse pub binnen, het is tien uur ’s ochtends. We zijn de enige gasten en ‘de koffie staat klaar’, maar de Japanse eigenaar kijkt alsof er een kudde olifanten in zijn porseleinkast stapt. Hij grist een suikerzakje uit Teuns handen en sist naar Tessel als zij het delicate bestelproces verstoort. Terwijl wij aan de cappuccino met gebak zitten, poetst hij tamelijk obsessief zijn tap en de glazen. Intussen houdt hij ons nauwlettend in de gaten. Hij is zichtbaar opgelucht als we de rekening vragen. ‘Nice place,’ zeg ik nog voor we vertrekken. Beetje provoceren. Hij lacht als een boer met kiespijn. Terwijl we weglopen verzuchten we dat de meeste Japanners gelukkig niet zo zijn.

We slapen in een groot hotel, tussen de vakantievierende Japanners. Bij de ingang staat een opgezette beer. En er liggen heel veel slippers, zoals altijd gerangschikt in kaarsrechte rijtjes. Er staan ook twee paar kinderslippertjes bij. Een roze en een blauwe, dat kan bijna geen toeval zijn. Voor Tessel weten we meestal vrijstelling te bedingen maar Teun is slipperplichtig. Hij trekt een roze en een blauwe slipper aan. Thuis draagt hij soms ook verschillende schoenen. Ik vermoed dat het zijn manier is om het systeem te ontregelen, een trekje dat hij dan van zijn moeder heeft. Je voelt gewoon de stress in het hotel nu er één blauwe en één roze slipper achterblijft bij de ingang.

Zelf zijn we ook ontregeld. We zijn vergeten te pinnen, en het geld is op. Pinnen kan alleen in postkantoren, en het dichtstbijzijnde postkantoor is ver weg, en dicht, want het is Obon. Van onze laatste yennen eten we pizza’s in een soort truckerscafé. Ze zijn verrassend lekker. Maar een krap uur later moet ik alweer afstand doen van de pizza’s, als gevolg van een uit de hand gelopen migraineaanval. Always look on the bright side of life! Dat hele gedoe met toiletslippers betaalt zich nu uit. Je kan hier met een gerust hart voor de wc op de grond knielen – je zou zelfs van de grond kunnen eten – zonder er ziek van te worden. Voor zover je dat niet al bent, natuurlijk.

We overwegen om ons verblijf in Norikura wegens gebrek (geld) en overschot (regen) aan liquide middelen met een dag in te korten. Na rijp beraad besluiten we om ons toch nog maar even te wentelen in het relatieve comfort van deze locatie. Het eten is hier weliswaar matig, maar de futons zijn bovengemiddeld goed. En dat is best belangrijk want Ellen heeft nogal last van futonheupen, terwijl ze nota bene standaard twee futons op elkaar gebruikt. Het hotel heeft ook een mooie onsen. Dit keer geen familieaangelegenheid maar een publiek bad, eentje voor mannetjes en een voor vrouwtjes. We maken er veelvuldig gebruik van. Tessel kan prima mee in de onsen, al blijft het een vorm van Russisch roulette om met een niet-zindelijk kind in een openbaar badhuis te gaan. Zwemluiers zijn immers taboe. Overigens zijn er veel gezinnen met kleine kinderen in dit hotel. Dat is leerzaam voor ons. Zo ontdekken we dat ook Japanse kinderen keten, knoeien en krijsen. In de eetzaal steken onze kinderen in disciplinair opzicht niet eens zo slecht af tegen de Aziaten.

Aan het eind van ons verblijf in Norikura trekt de hemel een beetje open, de zon begint zelfs te schijnen. We gaan naar een wasabi-boerderij. Het is duidelijk een populair uitje. Het is er retedruk, maar wel op een leuke manier. De wasabi-plantjes groeien in een uitgebreid irrigatiesysteem en beschermd tegen de felle zon. Waar wij wasabi vooral kennen van het groene klontje naast de sushi en van de wasabi-nootjes, verkopen ze hier ook wasabi-ijs, wasabi-koekjes, wasabi-burgers, wasabi-frisdrank en wasabi-bier – helaas alleen van de tap, en het is nog te vroeg om te drinken.

Bij de wasabi-boerderij valt ons weer op dat Japanners een fetisj hebben voor achteruit inparkeren. Ze doen vaak enorm veel moeite om de auto achteruit in te steken. Op internet circuleert een verklaring van dit gedrag aan de hand van de volksaard. Japanners denken vooruit, zijn altijd met de lange termijn bezig, en investeren dus bij het inparkeren al in een soepele aftocht. Amerikanen daarentegen zijn opportunistisch; zij parkeren hun bolide vooruit in, om snel zaken te kunnen doen. Uitparkeren is dan van later zorg. Wij als Europeanen zitten daar dan een beetje tussenin, en wisselen het vooruit en achteruit inparkeren af. Vreemd genoeg lijken de Japanners een uitzondering te maken op de parkeerplaatsen van Seven-Eleven. Misschien komt dat doordat het een Amerikaans bedrijf is. Dan zal dit de uitzondering zijn die de theorie bevestigt.

Japan25Japan26

Partners

Social Media

Houd jij van Verre reizen met kinderen? Volg, like en blijf op de hoogte!