Artikelindex

Bejaard
Een dag te laat ontdekt Ellen dat we de auto al meteen op het vliegveld hadden moeten ophalen. Een schoonheidsfoutje – maar het is nu wel zondag en de lokale autoverhuur is gesloten. Lichte paniek. Snel ontbijten, en dan met de bus terug naar het vliegveld. Uiteindelijk blijkt het in een uurtje alsnog geregeld. De klant is koning in Japan. De navigatie wordt voor ons ingesteld, en we krijgen een paar A4-tjes mee met instructies in het Engels – niet alleen voor de navigatie, maar ook om te lezen hoe en wat we moeten tanken en hoe we zonder complicaties een tolweg nemen. Als we een mobiel plastificeerapparaat bij ons hadden (‘die zou jij toch inpakken?’) dan hadden we deze A4-tjes er per direct doorheen gejast. Bij gebrek daaraan bergen we de instructies zorgvuldig op in het dashboardkastje.
En daar rijden we dan, in Japan. Met ‘die twee’ op de achterbank, wat betekent dat we onze dagelijkse reisafstanden binnen de perken gaan houden. Waar je zonder kinderen nog wel eens gek doet en op één dag een half continent doorkruist, is de hondertachtig kilometer van Narita naar Nikko al best ambitieus voor vandaag. Als snel bombarderen we Seven-Eleven tot hofleverancier van afhaalsushi, ice-coffee en gratis Wi-Fi. Ze zitten overal en het assortiment is heel consistent. Dit soort routines zijn nou eenmaal fijn in een land waar je door de taal- en cultuurkloof regelmatig het gevoel hebt dat je je hele dagelijks leven opnieuw moet uitvinden.

Het autorijden valt mee. Japanners zijn bejaarden in het verkeer. Snelheidslimieten worden weliswaar massaal overtreden, maar die lat ligt dan ook wel erg laag: tachtig kilometer per uur op de snelweg, vijftig daarbuiten en veertig in de bebouwde kom. Japanners hebben er wel een handje van om hun auto abrupt de weg op te gooien – is dat misschien ook bejaard? En het is even wennen dat je bij een spoorwegovergang altijd moet stoppen. De eerste keer trapt Ellen iets te laat op de rem waardoor we precies op het spoor stil komen te staan. Gelukkig komt er geen shinkansen aan. En ja, men rijdt hier links. Godzijdank! Wij ook namelijk.

Japan5 (311x233)Japan6 (311x233)

Dit is Nikko, wen er maar aan
In de loop van de middag vinden we ons hostel. Het ligt ingesloten tussen een bergweg en een snelstromend riviertje, op een half uur rijden van Nikko. We zijn iets te vroeg, de kamer moet nog worden klaargemaakt. We overwegen om intussen een kijkje te nemen in Nikko. Scout – de manager, en zo te horen een Amerikaan – kijkt bedenkelijk. ‘Technisch gesproken ben je hier in Nikko.’
Wij doelden natuurlijk op het wereldberoemde tempelcomplex bij het stadscentrum.
Scout kijkt op zijn horloge. ‘Dat sluit al om vier uur.’
‘Ah, geen probleem hoor. Dan gaan we nu even zwemmen en doen we morgen Nikko.’
‘Dit IS Nikko. Wen er maar aan.’

En warempel, Nikko went. Scout ook trouwens. Hij oogt permanent alsof hij net wakker is, maar stiekem heeft hij best hart voor zijn gasten. Elke ochtend tovert hij iets verrassends op tafel, en overdag rijdt het met een bestelbusje zijn autoloze gasten van hot naar her. Het lijkt erop alsof wij een tijdelijke terugval in het backpackerscircuit ondergaan. Hier zitten we dan, met twee koters tussen de wazige types en de immer aanwezige Alwetende Duitser.
Slapen doen we in een oude treinwagon. In de bosjes tussen de wagons staat een Wi-Fi-routertje, drooggehouden door een omgekeerde emmer. Net buiten de deur hangt een wastafel. We douchen in een badruimte die ongeveer zo groot is als ons huis, met een uit rotsen opgebouwd onsen-bad dat ooit heel erg mooi moet zijn geweest. Er is een mannetjes- en een vrouwtjesruimte; zodra je naar binnengaat en de deur dichtschuift is het een familiebadzaal geworden. Er zijn weinig gasten in het hostel dus dit werkt wel. Tessel vindt het fantastisch. Telkens als we voorstellen om te gaan douchen begint ze spontaan te dansen. ‘Ja…douchen! Douchen!!’ Eén keertje gaan we met z’n vieren zwemmen in het koude stromende water van het beekje; daarna herhalen we het alleen met Teun. Met Tessel erbij is het net iets te heftig.

Eten is leuk hier. Twee keer dineren we in een ‘familie-restaurantje’. Stel je een klein kroegje voor met een paar lage en hoge tafels. Aan de muur hangt het menu, in het Japans uiteraard. Alleen de prijzen kunnen we lezen, en die zijn dusdanig dat we de onzekerheid wel aandurven. Met wat hulp lukt het om boekweitnoedels, tempura en bier te bestellen, en sojaboontjes als borrelhapje vooraf. Het is eenvoudig maar het valt in de smaak, zeker bij Teun. Het geknoei met koude noedels in een dipsaus is aan hem wel besteed. Het leukst is nog de hartverwarmende gastvrijheid. Beide avonden tovert de gastvrouw een klein kadootje voor Teun en Tessel tevoorschijn, een autootje of een stickervel. Zelfs van andere gasten, een echtpaar dat naast ons zit te eten en waar we een praatje mee maken, krijgen we voordat ze vertrekken een kadootje toegestopt, een fleece-knuffeltje. De eigenaar maakt een foto van ons – die hij even later uitgeprint aan ons geeft. En dan heb ik het nog niet gehad over de zingende en dansende pop die de kok op tafel zet zodra het eten op is. Als we in de auto stappen worden we door de hele familie uitgezwaaid. We voelen ons bijna schuldig dat we zelf niets bij ons hebben om uit te delen. Het is helemaal geen gek idee om wat Hollandse snuisterijen in de koffer te stoppen voor je naar Japan gaat. Zeker met kinderen ben je een graag te verwennen gast, en het is leuk als je dan iets terug kunt doen.

Zo soepel en joviaal verloopt het overigens niet altijd. Bij een ander eettentje beperkt de interactie zich tot het opnemen en uitserveren van de bestelling. Buiten die momenten trekken de gastheer en gastvrouw zich terug in de hermetisch afgesloten keuken. We zijn de enige gasten. Zo gaat dat hier soms. Het achterliggende gedachtengoed is ongetwijfeld dat een klant ongestoord van zijn eten moet kunnen genieten, wat niet compatibel is met serveersters die elke dertig seconden komen vragen of alles nog naar wens is. Als we iets willen vragen loop ik naar buiten om via het keukenraam met ze te communiceren. ‘Mag de buggy binnen staan, bij wijze van kinderstoel?’ Het antwoord is ‘hmmwajahoor’ wat Japans is voor ‘AB-SO-LUUT NIET BEN JE NOU HELEMAAL BETOETERD MET DIE SMERIGE WIELEN OP ONZE BRANDSCHONE VLOER!!!’ (Interculturele Communicatie 1.0. Ik weet het. Maar op het moment suprême heb je soms niet de tegenwoordigheid van geest om die vertaalslag te maken, en rijd je vrolijk dankzeggend de buggy naar binnen.) Het etentje wordt in stijl afgesloten doordat we tot twee keer toe vragen of onze rekening niet veel te laag is – wat door de eigenaar ten stelligste wordt ontkend, onderbouwd met berekeningen die ik niet snap. In verwarring lopen we terug naar de auto. Er werd uitvoerig gebogen en geglimlacht maar ergens in je hoofd knaagt het gevoel dat je zojuist iets onherstelbaar kapot hebt gemaakt.

Japan7 (181x240)Japan8 (181x240)

Nu we in Nikko zijn bezoeken we natuurlijk Nikko, het tempelcomplex dan hè. Het is een van de grote trekpleisters van Japan en is door UNESCO aangemerkt als Werelderfgoed. Het complex dankt zijn bekendheid aan shoguns van de Tokugawa dynastie die op deze plek hun mausoleum lieten bouwen. De eerste tempel die we zien, Rinno-ji, staat geheel in de steigers. Dat is jammer, maar ook interessant om te zien. Er is een complete fabriekshal omheen gebouwd, zes verdiepingen hoog, waardoor we als bezoekers van bovenaf een blik kunnen werpen op de restauratiewerkzaamheden. De tempels zijn gelegen in een parkachtig gebied waar we een halve dag lekker rondkuieren – voor zover het mogelijk is om honderd treden op te kuieren met veertien kilo nageslacht op je rug. De tempels vallen op door fraai houtwerk. Soms is het voor ons lastig om de cultuurhistorie op waarde te schatten. Alle reisgidsen schrijven over een beroemde slapende kat op een van de tempelpoorten, wat uiteindelijk een afbeelding blijkt te zijn van amper tien centimeter hoog. Als niet alle fotocameraatjes erop gericht waren, waren we er straal voorbij gelopen.

Onze kinderen tempelen vrolijk mee. Tessel is zoals altijd helemaal zen in de rugdrager. Teun wordt door een Japanse meneer spontaan opgetild om het hoofd van een Boeddhabeeld te kunnen aaien. We struinen ‘s middags door de Kanman Abyss, over een wandelpad langs een snelstromend riviertje. Aan de droge kant van het pad staat een fotogeniek rijtje van stenen beelden bekleed met rood textiel. Het zijn beelden van de beschermheilige van de reizigers en de kinderen. Wat willen wij nog meer. Uiteindelijk is het Teun die het einde van deze trip inleidt door plotseling te roepen dat hij moet poepen, en dat het al te laat is, om bij aankomst op het toilet te constateren dat het vals alarm was. Maar een bezoek aan een Japans openbaar toilet is nooit zonde van je tijd. Je kan er met je gezin zo een half uur stukslaan zonder je te vervelen. Zelfs als je niet hoeft.

Japan9 (180x240)Japan10 (312x234)

We gaan ook een dagje naar Chuzenzi Lake, een meer dat 20.000 jaar geleden is ontstaan door een uitbarsting van de nabijgelegen Mount Nantai. Vanuit Nikko slingert een eenrichtingsweg omhoog richting het meer. Japanners vatten dit op als een uitnodiging om te racen, nou ja, iets harder te rijden dan normaal. We nemen een kabelbaantje omhoog, naar een plateau met uitzicht op de Kegonwaterval, die we vervolgens ook van dichtbij gaan bekijken. Ik kan geen waterval meer bezoeken zonder te willen schatten hoe hoog hij is. Stukje beroepsdeformatie; valtijd schatten en dan vijf maal het kwadraat uitrekenen. Ik kom uit op 125 meter, in werkelijkheid is hij 97 meter. Daar doe ik het voor, gegeven de primitieve methode. Japanse jongeren schijnen hier massaal vanaf te springen, dat is minder vrolijk nieuws.

Partners

Social Media

Houd jij van Verre reizen met kinderen? Volg, like en blijf op de hoogte!