Artikelindex

De grens over
Dinsdag 12 juli 2011. Marakissa, Gambia.

Een lange reisdag voor de boeg, dat betekent ook dat we op tijd op moeten staan. Alle spullen weer in de rugzak proppen, het lijkt of dat we meer bagage hebben, maar we hebben toch echt niets bijgekocht. We nemen afscheid van Laye, de eigenaar van Les Coquillages, en alles wordt na het ontbijt weer boven op de Landrover gehesen en vastgeknoopt. Tot aan de grens bij Karang is het maar 22 kilometer, en we zijn er dan ook zo.

De hectiek van een grensplaats, meteen zwermen er talloze verkopers rondom onze auto. Ze willen mango's en cashewnoten verkopen, of geld wisselen. Ook zijn er mensen die zomaar even komen ‘nieuwsgierigen’. Talisse neemt ons mee naar de grenspost van Senegal. We moeten meekomen in een kantoortje, en de ambtenaar blijkt PSV uit Eindhoven te kennen! Al onze gegevens worden genoteerd in een heel groot dik boek, wat later als het vol is zeer waarschijnlijk nooit meer opengeslagen zal worden. Oké dan, op naar de volgende grenspost, te voet. Bij de Gambiaanse grenspost moeten we weer meekomen naar een kantoortje. Ook hier wordt alles opgeschreven in een groot dik boek. Dan naar een volgend kantoortje, want hier zit een meneer die een stempel in ons paspoort gaat zetten. Niet te geloven, ook deze man gaat al onze gegevens in een groot boek noteren! Wat een bureaucratie! Maar eindelijk hebben we de felbegeerde stempels te pakken, we mogen 28 dagen in Gambia verblijven. Er zitten twee ambtenaren in het kantoor, eentje die noteert en stempelt, zijn oudere collega zit zeer lui in een bureaustoel en rekt zich enkele malen ongegeneerd uit. Wat een job!

Gambia oogt direct anders, de tweede voertaal is Engels, en het ziet er veel welvarender uit dan Senegal. Stenen huizen, met golfplaten daken in plaats van rieten hutjes. Ook de winkeltjes zien er moderner uit, en de mensen gaan beter gekleed. In Barra moeten we op de veerboot. Eerst de kaartje kopen, voor 25 eurocent de man mogen we mee over, de bagage ‘doet’ één Euro.

De veerboot wordt echt proppievol geladen. Eerst de auto's erop, en bijna mogen we niet mee. Maar met vijftig Dalassi (Gambiaanse munteenheid) smeergeld kan er toch nog een plekje gecreëerd worden! This is Africa! Als de auto's staan mag het voetvolk verder. Hele hordes mensen in bonte kledij komen aangelopen. Er gaan zelfs twee koeien, een kudde geiten en een vrachtwagen vol ezels mee. De mensen dragen grote zware dingen op hun hoofd, het is een prachtig schouwspel vanaf het dek.

Als de boot volgestouwd is, gaan we los. Het is ruim een uur varen naar Banjul, de hoofdstad aan de overkant van de Gambia rivier. Achter ons zit een jongen met een losse kip op schoot. Het beest kakelt zo nu en dan maar blijft rustig op schoot zitten. Naast me zit een man met een broek met ‘airco’ aan de voorkant. Je kan zo naar binnen kijken. Ook is er een schoenenreparateur aan boord. Hij naait compleet versleten Teva's met een witte draad weer aan elkaar. Nog wat zwarte schoenpoets erop en je ziet er niks meer van. Als hij ons ziet kijken roept hij dat er nu zelfs nog ten years guarantee op de schoenen zit. Ik draag ook Teva's, of ze toevallig niet kapot zijn vraagt hij... Conclusie van Iris na deze boottocht is, dat ze geen voedselhulp meer naar Afrika moeten sturen, maar containers met deodorant! Om jullie een beeld te geven van hoe zo'n tocht nu verloopt.

In Banjul gaan we aan wal, en ook hier zien we een relatief moderne stad die veel welvarender is dan wat we tot nu toe van Senegal zagen. We maken nog wat noodstops, want Djemba is aan de racekak. Ik geef 'm loperamide, want hij is best zielig. We eten wat in het 4 Seasons Restaurant in Banjul. Soort fastfood restaurant, je zit er door tralies gescheiden van de straat. Terwijl we wachten komt er eerst een heggenschaarverkoper langs, je kan niet zonder op reis, nietwaar? En nog een broekenverkoper en heel veel giechelende schoolkinderen. Nog nooit een blanke gezien of zo?

Het eten is lekker en spotgoedkoop. Voor vijftig Dalassi (1,25 Euro) heb je een grote kipsandwich in een stokbrood. Een vreemde gewoonte hier is dat ze er ook friet in doen. Ja echt, in het brood erbij!

Dan is het niet ver meer, eerst naar Brikama. Daar houdt de verharde weg op, en dan is het nog een 15 kilometer over brede rode zandwegen met hobbels en kuilen naar Marakissa. We slapen in het Marakissa River Camp, van de Nederlander Joop en zijn Gambiaanse vrouw Adama. We slapen in schattige ronde huisjes. Er is geen elektriciteit, voor 's avonds zijn er kaarsen.

Het is hier een bird sanctuary, een paradijsje voor vogelaars. We zien heel veel vogels, de gele die we gisteren ook zagen, en ijsvogeltjes in blauw en rood. Een grote diversiteit aan vogels, en ze komen redelijk dichtbij. Marakissa ligt aan een riviertje en vanuit het restaurant heb je een schitterend uitzicht over de rivier en de omgeving. De kinderen lezen wat en wij spotten heel veel vogels. Het is een gekwetter van jewelste. Als avondeten is er kip met frieten en Belgische mayo. Op het tafelkleed staan sloten, molens en Hollandse koeien. Tot laat in de avond praten we met Joop over zijn leven in Gambia met een mok koffie en bij kaarslicht. Hoe eenvoudig kan het leven soms zijn.

Partners

Social Media

Houd jij van Verre reizen met kinderen? Volg, like en blijf op de hoogte!