Oost-Canada
Donderdag 21 juli 2016. Halifax, Nova Scotia, Canada.

Ondanks jarenlange training lukt het ons niet: op tijd zijn. We zijn veel te vroeg, realiseren we ons al zodra we vijf minuten van huis zijn. Een kleine miscalculatie; we zijn zo gewend om onze Prius tussen de kassen in Kudelstaart of Aalsmeerderflutbrug te verruilen voor een taxibusje dat we er automatisch minimaal een uur extra voor uittrekken om op Schiphol te komen.

Vandaag zullen we die geldbesparende doch tijdrovende tussenstap echter overslaan. We gaan onze autosleutel bij de vertrekterminal overhandigen aan een mannetje (m/v). Valet parking, in goed Nederlands. Nauwelijks tien minuten nadat we de virtuele tijdwinst in de boeken hebben bijgeschreven komt het besef dat we juist hopeloos te laat zijn. De valet staat namelijk al een week te wachten, als ik de voucher in mijn handen mag geloven. Foutje bij het boeken? Een belletje sleept ons uit het voorstadium van paniek. We zijn gelukkig nog steeds welkom. En we gaan ons vliegtuig halen.

Opluchthavenvertrek

De bestemming is Oost-Canada. Om precies te zijn: Nova Scotia en Prince Edward Island, en een stukje New Brunswick. Samen met Newfoundland en Labrador zijn dat de maritieme provincies van Canada. Die twee laatstgenoemde liggen overigens ver buiten ons bereik, qua aantal beschikbare vakantiedagen, qua afstanden die je maximaal op een dag met kinderen in een auto wil zitten, en qua nog zo een handvol praktische beperkingen. Canada is na Rusland het grootste land ter wereld. Dat merk je als je gaat plannen; in een paar weken kan je realistisch gezien maar een miniem stukje doen. (‘Wil je dat nóóit meer zeggen, een land dóen’, werd ons jaren geleden toegebeten door een vage kennis. We hebben het er nog steeds over.)

We vliegen op Halifax. Met een dagvlucht, dus slaapritmisch kan er eigenlijk niet zoveel misgaan. Of het moet zijn dat Tessel vijftien minuten voor landing in een diepe slaap valt. Het gevolg is dat ik met tweeëntwintig kilo nageslacht in mijn armen het vliegtuig uit mag lopen, langs de bagagebanden naar de immens lange rij voor de douane en via de pinautomaat naar de autoverhuurbalie om de sleutel op te halen van onze huurauto – die we nog even laten staan ‘want het hotel ligt toch op loopafstand van de terminal’. Pure krachttraining is het. Godzijdank staat er een bed voor ons klaar in het hipste hotel van Canada.

En dan die auto. Het is een Chrysler, stijlvol zwart, laag op de wielen, met een uitschuifbaar zonnedak en allemaal andere dingetjes en knopjes en gadgets die wellicht de gewoonste zaak ter wereld zijn voor de gemiddelde leasebakrijder, maar niet voor ons, serial tweedehandsautobezitters. Voor ons is dit KITT, ik begin spontaan tegen mijn horloge te praten. Maar het is wennen dus. Op dag één ontdek ik dat de achterklep niet afsluit. Balen: met een half maandsalaris aan fotoapparatuur in de kofferbak willen we geen risico’s.

Ellen belt de verhuurder. Ze wordt drieëndertig keer doorverbonden. Om de kinderen in het gareel te houden investeer ik in ambachtelijk bereid smurfenijs, maar mijn creditcard laat het afweten waardoor ik terug naar huis moet voor cash. Om een lang verhaal kort te maken: ik sla de handleiding van de auto nog eens open en ontdek dat het geen bug is maar een feature. Zolang de sleutel in je broekzak dichtbij genoeg is kan je de klep gewoon openen, dûh. In Zuid Afrika gooiden we al ons kleingeld in een telefooncel om uitgelegd te krijgen dat er geen lekkend koelwater maar airco-condens onder de auto lag, en in IJsland hadden we een paar jaar later een externe deskundige nodig om te ontdekken dat accu’s leeglopen als je lichtjes aan laat staan. Het is kortom een klein beetje traditie dat wij onze vakantie beginnen met een wegenwacht-versus-blond-vrouwtje(m/v)-moment.

 

Peggy’s Cove
Zaterdag 23 Juli 2016. Lunenburg, Nova Scotia, Canada.

Het is hier mooi trouwens. We zijn van Halifax naar Lunenburg gereden, langs heiige velden en bossen. Onderweg zijn we gestopt in Peggy’s Cove, voor een klauterpartij over rotsen, en een voorproefje dat het leven hier in het teken staat van kreeften. Ons vakantiehuis is niet precies Pippy Langkous d’r stulpje maar bij wijze van sfeerbeeld kan je wel in die richting denken. Met al die mooie houten huisjes staat Lunenburg op de Unesco werelderfgoedlijst, al is het qua doorleefdheid en historische diepgang natuurlijk wel even iets anders dan de kroonjuwelen van de Oude Wereld, zoals daar zijn onze middeleeuwse steden, Zwarte Piet en worstenbroodjes.

Peggyscove

We kopen drank in bij een likeurdistilleerderij, de keuze valt op frambozen- en saskatoonberrylikeur. En we slaan een regenachtige middag stuk in het visserijmuseum, dat toevallig net jubileert waardoor we gratis naar binnen mogen. We worden getrakteerd op taart en andere feestelijkheden zoals een springkussen en een schminkartiest. En we mogen rondkijken aan boord van een aangemeerd schip. Er lopen piraten rond die af en toe de boel opschudden door een geweerschot te lossen – naar verluidt een van de meest effectieve manieren om te garanderen dat je driejarige kind zich later nog iets herinnert van dit hele feest.

 

Lamsac
Maandag 25 Juli 2016. Bear River, Nova Scotia, Canada.

Onze volgende bestemming in Nova Scotia is Bear River. Voordat we de oversteek maken naar de noordwestkust moeten we ons ultieme vakantiegadget uitproberen: de Lamzac, een opblaasbare zitzak voor op het strand van de makers van Fatboy. Dat opblazen hoef je zelf niet te doen, dat doet de wind – je hoeft hem alleen maar even te vangen. En als er geen wind is dan maak je maar wind door in je badpak over het strand te rennen. Het ziet er misschien gek uit, maar dat vergeet je zodra je de Lamzac hebt dicht geklikt en je lichaam erin hebt laten zakken. Vanaf dat moment overheerst het gevoel dat je ligt te chillen in de primaire geslachtskenmerken van een reuzin. Met het bijbehorende gevoel dat je er nooit meer uit gaat komen zonder hulp van een vacuümpomp of een keizersnee. Uiteindelijk blijkt er toch een natuurlijke uitweg te zijn, namelijk door je als een braadworst zijwaarts het strand op te laten rollen. Enfin. Het klinkt misschien gek na deze introductie, maar wij oogsten met onze Lamzac louter bewonderende blikken en complimenten. Half Canada wil zo’n ding. Schandalig dat wij niet betaald krijgen voor ons commercieel ambassadeurschap.

Lamzac

Bear River is een gat van niks. We logeren er in de B&B van Brenda. Brenda is een Airbnb-host zoals ze bedoeld zijn. We hebben natuurlijk onze eigen slaapkamers maar daarnaast staat zo ongeveer haar hele, bepaald niet onaanzienlijke huis tot onze beschikking, inclusief de grote keuken en de tuin. Als we aanbieden om na een lange werkdag met ons mee te eten dan schuift ze graag aan. Ze vertelt dat ze in haar jonge jaren nog au-pair is geweest in Nederland. Zo gaat het vaak hier, velen hebben een connectie met ons kikkerlandje. Intussen wapperen buiten onze kleren aan de ‘Amish waslijn’, een constructie met een katrolletje waardoor je vanaf een en dezelfde plek alles kan ophangen. Best handig, je ziet ze hier overal.

Omdat vakantie en beroepsdeformatie prima samengaan bezoeken we de Tidal Power Plant in Annapolis. Stroom opwekken uit getijdenbewegingen, het ligt voor de hand. De getijdenverschillen in de Fundybaai behoren tot de hoogste ter wereld; vijftien meter is heel normaal hier. De baai is feitelijk één grote, halfopen badkuip, waarin de doorlooptijd van een vloedgolf toevallig precies past op het ritme van de maan. En zoals een schommel harder gaat als je op het juiste moment een zetje geeft, schommelt de zeespiegel hier veel meer dan op de meeste andere plekken. De opwekking van elektriciteit gebeurt net als bij een stuwmeer, alleen wordt het reservoir niet gevuld door aanvoer uit een rivier maar door de getijdenbeweging. De centrale levert op z’n pieken een bescheiden tien megawatt, zeg het verbruik van tienduizend wasmachines. Het project was bedoeld als experimentele opmaat naar meer en groter, maar de opschaling heeft nooit plaatsgevonden. Tegenwoordig experimenteert men met losse turbines op de zeebodem.

TidalpowerplantFundybaymodder

In Digby eten we sint-jakobsschelpen, Digby scallops, zoals we eerder oesters, kreeft, en chowder (vissoep) hebben gegeten. Ja, wij houden van zeevruchten. Ik heb het overigens altijd enorm pedant gevonden als mensen zoiets in eerste persoon meervoud zeggen, alsof smaak een opgelegd decreet is in plaats van een hoogst individuele aangelegenheid. Maar goed, het kan natuurlijk altijd zo uitpakken – door puur toeval, een beetje opvoeding of genetische correlatie. Sinds Tessel eerder dit jaar vrijwillig mosselen is gaan eten, houden wij dan ook officieel van zeevruchten. En de eerste de beste die gaat zitten mekkeren boven een bordje kokkels mag apart gaan wonen. Een beetje fractiediscipline graag.

 

Canadees toneel
Woensdag 27 Juli 2016. Gagetown, New Brunswick, Canada.

Met de pont steken we over van Nova Scotia naar de provincie New Brunswick. Ruim twee uur duurt de overtocht maar we hoeven ons niet te vervelen: er is een restaurant en een speelhoek met nannies, oftewel een bewaakte kinderstalling. Zelf zitten we tien meter verderop en hebben we alles in het vizier, maar toch, het idee is geweldig.

Na een autoritje langs de rivier komen we aan in Gagetown. Het is een geweldige plek. Gastvrouw Bronwyn heeft een handwerkatelier in het achterste deel van het huis. Ernaast staat een zonnesauna. Aan de voorkant logeren wij, met uitzicht op de rivier. In die rivier kan gezwommen worden. Puntje van aandacht: het water stroomt een deel van de tijd stroomopwaarts, als je begrijpt wat ik bedoel. Dit is natuurlijk afhankelijk van het getij in de baai waar de rivier dertig (!) kilometer verderop in uitmondt. Wanneer onze kinderen, ongediplomeerde waterratjes, van de aanlegsteiger in de rivier springen of van de glijbaan af roetsjen, dan is het dus zaak dat ze aan de goede kant en op het juiste moment van de dag springen of glijden zodat ze er aan het andere eind van de steiger weer uit kunnen klimmen. Ter geruststelling vertel ik erbij dat de kinderen zwembandjes om hebben. En dat wijzelf, gediplomeerde waterratten, ook in het water liggen. En dat de stroomsnelheden nou niet dusdanig zijn dat je aan wildwaterkanoën gaat denken. (Nou denk ik sowieso helemaal nooit aan wildwaterkanoën dus dat is eigenlijk een valse geruststelling.) Hoe dan ook, het is bijzonder dat de maan ons leven hier zo subtiel beïnvloedt. De buurman vertelt dat de rivier ’s winters bevroren is, dan kunnen ze er op langlaufski’s overheen. Moet ook gaaf zijn.

Gagetown

We gaan naar King’s Landing Historical Re-enactment Village. Dit mag een klein wonder heten: Ellen houdt namelijk absoluut niet van toneelstukjes, en bovendien is het veel te warm om niet jezelf te zijn. Maar iets in ons zegt dat we dit mee willen maken. Geschiedenisje spelen is namelijk groot in Canada. Als je in een Nederlands openluchtmuseum al een medewerker in klederdracht te zien krijgt dan is het meestal een rokende puber die staat te whatsappen met zijn buurplaggenhutbewoner. Zo niet in Canada.

Re-enactors willen jou doen geloven dat jij een anachronisme bent, in plaats van zijzelf. Ze praten met elkaar en met bezoekers alsof het toen is, en niet nu. Even een concreet voorbeeld. In een kruidenierswinkeltje staat een pot pasta achter de toonbank. We vragen of ‘ze’ die ‘toen’ al hadden. Niet om muggen te ziften of om het te weten, maar gewoon omdat wij menen de opkomst van macaroni nog hebben meegemaakt (in Nederland weliswaar, maar zouden die Canadezen nou echt zo voorlijk zijn op culinair gebied?). Het antwoord van de winkelbediende: ‘Wel, we leven in 1890. En ja we hebben inderdaad pasta, in de steden althans’. Verbeeld ik me nou of slikte ze op de valreep nog het woordje dûh in?

Een paar huisjes verderop woont haar collegaatje. Zij beheert de groente- en kruidentuin, en ze is duidelijk van de rekkelijke vleugel binnen het acteursgilde. Als de situatie erom vraagt begint ze haar zin met ‘in mijn andere leven…’ en maakt ze met haar voeten een symbolisch hupje naar de eenentwintigste eeuw. Ze laat ons van alles proeven uit de tuin. En ze vertelt vol enthousiasme over de culinaire en medicinale toepassingen, zowel ‘nu’ als – sprongetje – nu. Leuk en leerzaam voor de kinderen. En zeker ook voor onszelf, halfbakken aanrechtagrariërs.

 

Hole-in-the-Wall Park
Zondag 31 juli 2016. Grand Manan, New Brunswick, Canada.

Donderdagochtend nemen we afscheid van Bronwyn en zetten we koers naar Gran Manan, het grootste eiland in de Fundybaai. Naast Canadezen komen ook Amerikanen hier graag vakantie vieren. Grand Manan ligt zelfs dichter bij het vasteland van de VS dan van Canada. Onze vakantiebungalow is eigendom van een Amerikaans echtpaar. De reservering ging gepaard met een vriendelijk maar opmerkelijk verzoek: of we de deurmat een beetje willen ontzien, daar woont namelijk een slangenfamilie onder. Bij Center Parcs zouden ze de ongediertebestrijdingsdienst inschakelen. Wij denken eerder aan Freek Vonk. Maar de slangen geven helaas niet thuis.

GrandMananTesselopdenekbijstijn

Ook zonder reptielen valt er genoeg te beleven op Grand Manan. Teun is een goede wildspotter. Hij raapt zonder veel poeha een grote, levende krab van de zeebodem. Bij het zoeken naar schelpen, de een nog groter dan de andere, vindt hij een dubbele schelp die nog dicht zit. Leuk voor op de schoorsteenmantel – tenzij er nog leven in zit. Ellen oppert om hem te koken: als de schelp dan open gaat, dan was hij nog levend. Net als bij mosselen. Het doet denken aan een middeleeuwse heksentest: gooi een vrouw in de gracht, als ze zinkt dan is ze onschuldig (en dood). Uiteindelijk overheerst bij ons de Verlichting; na een halve dag in een emmertje mag de schelp terug naar zijn natuurlijke habitat.

Er zwemmen ook zoogdieren in de zee. Bij de vuurtoren in het noordwesten van het eiland zien we zeehonden. Het is geen toeval dat ze daar rondhangen; ze halen hun hart op rond de haringvisnetten. Ook menen we een paar keer een bruinvis of dwergvinvis te zien. Hoe gaaf is dat: vanaf de kust, spontaan, zonder dure gids of ziekmakende boottocht.

Vlakbij ligt het private Hole-in-the-Wall Park. Ietwat sceptisch betalen we het entreegeld. We rijden en wandelen er een rondje inclusief een speurtocht voor de kinderen. Het voert ons langs indrukwekkende uitzichtpunten en een camping die is aangelegd op de rand van de kliffen – misschien wel de meest spectaculaire kampeerplek die we ooit gezien hebben.

 

When in Rome, do as the Rotterdammers do…
Maandag 1 augustus 2016. Alma, New Brunswick, Canada.

De zon schijnt. Na vier geweldige dagen gaan we Grand Manan verlaten. In één vloeiende beweging rijdt Ellen de auto achteruit tegen een rotsblok aan, erop, en eroverheen. We staan muurvast, we hebben een boot te halen, en we hebben waarschijnlijk ook nog vette schade. En we hebben net de deur van het huisje achter ons dicht getrokken, al heb ik niet de illusie dat we dit probleem met een kurketrekker of een dunschiller hadden kunnen oplossen.

Ellen vloekt hard. Ik vloek onderdrukt, want hard vloeken kan worden opgevat als kritiek. En kritiek werkt vaak averechts als je auto op een rotsblok staat. Tessel voelt haarfijn aan dat er stront aan de knikker is en schiet in de paniekmodus. Dat maakt de stemming er niet beter op. Uiteindelijk ben ik degene die als undercover-Superman-in-opleiding de situatie hoogstpersoonlijk en razendsnel ten goede weet te keren. Hoe? Door drie sterke Canadese buurmannen op te trommelen die binnen vijf minuten de auto van de rots af tillen. Er is wonderlijk genoeg geen krasje te zien. En we halen met gemak de boot. Wat kunnen verwachtingen soms snel veranderen.

Er wacht ons een lange rit naar Alma, aan de noordkust van de Fundybaai. Een tussenstop onderweg bij Fundy Trail Parkway blijft daardoor beperkt tot een bezoekje aan het strand, dat bij laagtij een halve mijl breed is. Alma zelf is geen plek die enorm tot de verbeelding spreekt. Of je moet je aangetrokken voelen tot Amerikaanse meisjes die zonder meteorologische noodzaak in bikini over straat lopen. Maar zo’n plek dus.

Wat doen we hier dan, behalve met z’n vieren slapen op een old school motelkamer? Allereerst wijnproeven. Tijdstip: maandagochtend half elf. Nee, wij zijn geen alcoholisten. Dat gekke tijdstip is puur de schuld van die enorme Canadese afstanden. Als je een keer langs een wijngaard rijdt waar je kans hebt om te proeven dan is het nu of nooit; terugrijden op een passender tijdstip is geen doen. Het begrip omfietswijn stamt uit de Amsterdamse grachtengordel, niet uit Canada. Maar dat ligt misschien niet alleen aan de afstanden maar ook aan de wijnen zelf. Het zijn vooral fruitwijnen die we hier voorgeschoteld krijgen, denk aan rabarberwijn en bessenport. Leuk om eens te proberen, en geloof me, als amateur-fermenteur heb ik een zwak voor culinaire experimenteerdrift, maar dat is nog iets anders dan dat je per direct een zeecontainer laat aanrukken om je wijnkelder te vullen.

We rijden een rondje langs een drietal hotspots aan de Fundybaai: Cape Enrage, Mary’s Point en Hopewell Rocks. Die eerste valt een tikkie tegen, het meest spectaculaire is de fors uitgevoerde flying fox. Mary’s Point is een drassig natuurgebied waar veel trekvogels langskomen. Het blijkt verrassend lastig om te vinden, en is misschien wel mede daardoor een oase van rust.

We maken een korte wandeling en leren onze kinderen de geneugten van het plukken van wilde frambozen. Het echte laaghangend fruit is al weg, maar je kan je afvragen of dat wel zo erg is. Alleen in kantoortuinen is laaghangend fruit een universele obsessie; de rest van de wereld weet dat de beesten erop pissen. Enfin. Aan het eind van het pad is een strand, dat vanwege het broedseizoen helaas is afgezet, maar vanachter het koordje kunnen we in de verte grote zwermen sandpipers zien vliegen.

Als laatste rijden we vandaag naar Hopewell Rocks. De parkeerplaats is enorm, en verre van leeg. Je vraagt je af, is dit een natuur- of een pretpark? We mogen gratis naar binnen, een cadeautje omdat het New Brunswick Day is, provinciedag zeg maar. Daarom is het zo druk; elk voordeel heb zijn nadeel en vice versa. Bij het visitor’s centre speelt een geinig bandje, er worden kinderen geschminkt en er zijn kleurplaten. Denk Koningsdag en je hebt de sfeer te pakken. Een stukje lopen richting de kust zijn de Hopewell Rocks waar het park haar naam aan ontleent: bloempotvormige zandsteenrotsen van een metertje of twintig hoog. Bij laagtij kan je eromheen lopen, en dat is precies wat tout New Brunswick vandaag doet. Gezinnen, al dan niet met kinderwagens, bejaarden, gehandicapten, de gravitationeel uitgedaagden – iedereen die maar enigszins kan daalt de trappen af naar het strand om de getijdesculpturen van dichtbij te bekijken.

Wat ook tevoorschijn komt bij eb is een enorme vlakte bedekt met modder. Van die dikke, vette, glibberige oceaanblubber die schreeuwt om natuurparticipatie. Binnen tien seconden rollen onze kinderen in hun zwembroek door de modder. En een paar minuten later wij ook. We zijn zwaar in de minderheid – de grote menigte houdt zich verre van de modder – en we gedragen ons als varkens. Gelukkig alleen in letterlijke zin anders zou je zeggen: when in Rome, do as the Rotterdammers do…

 

Muggen en steekvliegen
Woensdag 3 augustus 2016. Prince Edward Island, New Brunswick, Canada.

Dinsdagochtend vervolgen we ons reisplan in de richting van Prince Edward Island (PEI). Onze route loopt dwars door Charlottetown, de hoofdstad van PEI. Het is bepaald geen metropool, maar doordat nergens doorgaande richtingen staan aangegeven hebben we al twee keer vergeefs de weg gevraagd. Met lichte wanhoop spreken we twee stratenmakers aan. De jongste van de twee doet een stap naar voren. ‘Hier rechts en dan is links de snelweg.’ Hij zegt het met de grootste stelligheid van de wereld, maar wel pas na een steelse blik op zijn handpalmen. Links is waar je hand een ‘L’ maakt – mij kon je als kind ook betrappen op dat ezelsbruggetje. (Ellen worstelt er nog steeds mee. Ze weet perfect wat links en rechts is, zolang je het maar niet zo noemt.)
Net als we aanstalten maken om door te rijden stapt de oudere collega naar voren. Hij vindt het kennelijk allemaal veel te kort door de bocht en begint aan een minutenlange uitleg. Het gaat maar door. In het Engels. Denk ik. ‘Heb jij er iets van verstaan?’ fluister ik in de richting van Ellen wanneer de woordenstroom opdroogt. ‘Nope,’ zegt zij. We bedanken de mannen vriendelijk voor hun inspanningen. Ellen drukt het gaspedaal in en na een snelle blik op haar handen gooit ze het stuur om naar rechts.

PointprimlighthouseInvuurtoren

Op onze bestemming maakt chaos plaats voor orde. We Airbnb-en in een perfect ge-equipeerd tuinhuisje omringd door een strak getrimd gazon. De locatie is Prim Point, een mooi schiereiland aan de oostkust van PEI. Een paar honderd meter verderop staat een vuurtoren. En vlak daarbij is het Chowder House, een restaurant dat ondanks een totaal gebrek aan concurrentie fantastisch voedsel serveert. Het is al met al een plek om te onthaasten, of af te wikkelen om er maar eens een anglicisme tegenaan te gooien. In een tuinstoel in de zon met een boekje en spotify bij de hand kom je een heel eind.
Bij eb ligt het strand voor het Chowder House bezaaid met zeesterren. Het zijn er zoveel dat je niet meer weet waar je moet staan. Tussen de zeesterren door kruipen nog wat heremietkreeftjes die onze zoon verzamelt in zijn emmertje. En af en toe duikelt Teun nog een grote krab op, levend of dood. Hij vind het prachtig allemaal.

Princeedwardisland

Tessel heeft gemengde gevoelens. Aan de randen van de dag neemt het dierenrijk de controle over en slaat de stemming om. Muggen en steekvliegen maken enig buitenleven vrijwel onmogelijk. We doen een poging om de zonsondergang te bewonderen bij de oude werf aan de andere kant van het schiereiland, maar na amper een minuut vluchten we weer de auto in. Het is niet te doen. En als we de volgende dag een weggetje naar een strand hebben gevonden – wat niet meeviel doordat veel land in particuliere handen is – komen we niet verder dan het openen en snel weer dichtdoen van de autodeur. Zelfs Teun raakt van slag, vooral als er onverhoopt steekvliegen meeliften in de auto.

Overdag is er niets aan de hand. We lopen een van de wandelroutes bij Greenwich in het PEI National Park, achtereenvolgens door bos, moeras, duinen en strand. Het is geweldig mooi, en niet per se omdat het af en toe aan onze eigen kusten doet denken. Tot onze verbazing zien we mensen die behalve hun eigen lichaam ook nog kilometerslang hele tuinstellen met zich meeslepen. Alsof ze even van de parkeerplaats naar het strand lopen. Aan de andere kant verbazen zij zich misschien dat wij kinderen bij ons hebben. Want laten we wel wezen: de meeste kinderen lopen als een tuinstel.

We rijden ook naar Singing Sands Beach bij Basin Head National Park. Het strand maakt zijn naam slechts ten dele waar – zand genoeg maar het is bring your own gezang. Er is echter alternatief vertier. Vlak achter de duinen ligt een waterbasin dat via een trechtervormig kanaaltje verbonden is met de oceaan. Door de getijdewerking stroomt het water met flinke snelheid zeewaarts. Daar verbeteren wij ons persoonlijk record kortebaanzwemmen. Anderzijds is er een brug over het kanaaltje waar de lokale jeugd massaal vanaf schoonspringt. In theorie kunnen beide activiteiten akelig botsen maar in de praktijk lijkt het allemaal goed te gaan.

Waterbasinzwemmenbijbasin

Maple syrup
Donderdag 4 augustus 2016. Port Greville, Nova Scotia, Canada.

Als we via de tolbrug terugrijden van Prince Edward Island naar Nova Scotia ruikt onze hele auto naar esdoornsiroop. Hoe mooi kan het zijn: de esdoorn – maple – is het nationale symbool van Canada (check die vlag) en esdoornsiroop oftewel ahornsiroop is misschien wel het meest typisch Canadese exportproduct. Maar liefst tachtig procent van het spul wereldwijd wordt hier geproduceerd. Hoe komt die geur in onze auto? Grondig onderzoek wijst in de richting van het wisselgeld van de tolbeambte. Zo probeert men ons via ons onderbewustzijn te indoctrineren met liefde voor Canada. Heel doortrapt en enorm effectief. Eenmaal gesetteld in Port Greville spoeden we ons naar That Dutchman’s Cheese Farm voor een dosis tegengif.

Zouden wij hier kunnen wonen? Deze vraag wordt altijd gesteld, op vakantie met stijnenellen. Vergeleken met Canada is Nederland een stadsparkje. Wat dat betreft kan het contrast met thuis niet groter zijn, dus daar zullen we aan moeten wennen. Onderweg naar Cape d’Or Lighthouse lopen we aan tegen onverharde wegen en wegens watergebrek afgesloten toiletten (en adembenemende kliffen, maar daar kwamen we voor). De volgende ochtend tref ik een sprinkhaan naast ons bed. Uiteraard is dat een lachertje in een land waar het net zo goed een bruine beer had kunnen zijn, maar ik noem hem toch even. Ellen had het beest namelijk al uren zien zitten – een uniek voorbeeld van vreedzame co-existentie in het dierenrijk. En een belangrijke oefening voor de inburgeringstest. Way to go!

 

Meat Cove
Maandag 8 augustus 2016. Cape Breton, Nova Scotia, Canada.

En het wordt ruiger. Cape Breton Island is het meest noordelijke stuk van Nova Scotia. Een brug verbindt het met de rest van de provincie. Het is een lange rit vanaf Port Greville. Langzaamaan wordt het landschap om ons heen bergachtiger. Langs de weg zien we veel invloeden van Schots-Keltische cultuur en van de Acadiërs – afstammelingen van Franse kolonisten, niet te verwarren met de ‘mainstream’ Franstalige Canadezen.

Ons vakantiehuisje staat in Pleasant Bay, net buiten Cape Breton Highlands National Park. We kijken uit over de oceaan. Daar kan je walvissen zien zwemmen, mits je meer geluk hebt dan wij. Zelfs onze boottocht met walvisgarantie gaat op het laatste moment niet door wegens te harde wind. ’s Nachts zit het ons meer mee: doordat er vrijwel geen strooilicht en bewolking is hebben we een geweldig zicht op de sterrenregen die uitgerekend deze dagen piekt. Heel gaaf, al hadden we natuurlijk voor elke vallende ster een walvis moeten wensen, bedenk ik nu.

Overdag vervolgen we onze Lamzac-campagne. Strandjes vinden is soms een uitdaging: we worden onverharde wegen op gestuurd en worden klemgereden door uit-parkerende campers, maar uiteindelijk wacht er altijd een klein paradijsje aan het einde van de weg. ‘Dat doen jullie goed,’ zegt een Canadees die voor z’n campertje een kop koffie drinkt. Hij doelt erop dat wij met het hele gezin het water in gaan. Wij vinden het vanzelfsprekend maar het valt ons op dat waterpret hier een exclusief kinderfeestje is. Vandaar dat die Lamzac zo aanslaat bij de Canadezen. Wat nou zwemmen. Bij Ingonish Beach is het overigens geraden dat we meezwemmen met ons kroost; de golven daar zijn spectaculair hoog.

SkytrailMeatcovecapebreton

Voor we Cape Breton verlaten willen we graag nog de Skyline Trail lopen, een wandelroute in het westelijk deel van het park. Met zeven kilometer lengte en ook nog wat hoogtemetertjes is dit een kleine uitdaging voor ons kroost, maar we besluiten de gok te wagen. We kunnen hooguit stranden. En dan doodgebeten worden door coyotes. Geen grappen, dat laatste overkwam een bekende Canadese folkzangeres een paar jaar geleden. Sindsdien staan langs het pad etiquetteadviezen voor als je een coyote – of een eland – tegenkomt. Wat je met een beer moet staat er overigens niet. Maar ik heb me ingelezen. Eerst bepaal je welk type beer er tegenover je staat. Trek daar gerust een kwartier voor uit. Daarna weet je of je al een kwartier in een boom had moeten zitten. Of dat je juist heel rustig achteruit had moeten lopen. Of dat je een dood lijk moet spelen, als je er niet al een bent. Kortom, mijd beren. (En toch lopen we hier. Het is niet het seizoen denk ik. En zij zijn banger voor ons dan wij voor hun. Huh huh.)

Tot onze verrassing zien we daadwerkelijk een eland, in de bosjes een meter of tien van het pad. Er zijn zoveel andere wandelaars in dit park dat we geen hoge verwachtingen hadden qua wild. Het is een kwestie van geluk, en misschien van voorop lopen in het peloton. Wat ons ook aangenaam verrast is de energie van Tessel. Onze dochter heeft deze vakantie een sprongetje gemaakt. Terwijl ze loopt als een kievit zingt ze het alfabet in het Engels. Ze voert zelfs dialogen in het Engels, zij het hoogst Babylonisch.
‘Are you a moose or a deer?’ vraagt een wandelaar.
‘Mama die meneer zegt dat ik een loser ben!’
‘Je bent een goede loopster Tessel!’
‘Hè ik ben toch geen lobster?!’

Natuurlijk is er nog wat inspirerend leiderschap nodig om haar de zeven kilometer op eigen kracht te laten voltooien. De laatste paar honderd meter worden opgeluisterd door het Theme from Star Wars. Het is onorthodox, spotify in een natuurpark, maar het helpt wel enorm om de moraal hoog te houden. En een prettig bijeffect is dat het beren op afstand houdt. Dat laatste kan ik natuurlijk niet hardmaken, maar de theorie valt ook niet te falsificeren. Ik ken mijn Popper.

 

The good life – bij June
Dinsdag 9 augustus 2016. Antigonish, Nova Scotia, Canada.

Het einde van de vakantie komt in zicht. We slapen een nachtje bij Antigonish, in de B&B van June. Het is een heerlijke rustige plek. Binnen fluistert de tv de belangrijkste uitslagen op de Olympische Spelen, in de enorme tuin spelen we frisbee en gooien we in competitieverband zandzakjes door gaten. Restaurants zijn hier nauwelijks, maar de pizza-foodtruck langs de ‘snelweg’ krijgt van ons duimpjes omhoog.

Antigonishhangmat

Canadezen
Vrijdag 12 augustus 2016. Canning, Nova Scotia, Canada.

Na een copieus ontbijt bereid door June vertrekken we naar onze laatste accommodatie in Canning. Het is een lange rit. Halverwege parkeren we voor een korte pauze de auto langs de weg, aan de rand van een groot gazon. Vanuit de verte komt een man naar ons toe gelopen. Hij gebaart driftig. We zijn ons niet bewust van enige parkeerverboden en wachten gelaten af. Een halve minuut later is hij binnen gehoorsafstand. ‘Jullie kunnen op mijn gazon parkeren hoor! Anders rijdt iemand straks misschien wel tegen jullie auto aan!’ Bij dit soort uitingen van ongebreideld Canadees altruïsme moet ik me inhouden om niet luidkeels jubelend de Bevrijding erbij te slepen, als een soort omgekeerde Godwin. Het kan toeval zijn maar in Canning lopen we nog zo’n gever tegen het lijf. Na een eenvoudige hoe-kom-ik-op-het-strand-vraag staakt hij acuut zijn bezigheden en loopt met ons mee naar het strand, regelt en passant met z’n buren dat we de volgende dag bij zijn afwezigheid via hun tuin het strand op kunnen, en laat ons als bonus kennismaken met de kikkers, kolibries, bosbessen en wijnranken in zijn tuin.

Nou ligt Canning bij Wolfville, en Wolfville is sowieso het epicentrum van onze emigratie-utopie. Het is een klein stadje, een uurtje rijden van Halifax, met een universiteit en de bijbehorende cultuur, en toch tienmiljoen vierkante kilometer wildernis binnen handbereik. Want Canada. Zo simpel is het. Ons vakantiehuis staat vol met boeken over zelfvoorzienendheid – lees: fermenteren. Een overtuigend slotakkoord van een drie weken durend subliminaal charmeoffensief. Canada versus stijnenellen, match point.

petjenovascotia

 

Tot later Canada
Zondag 14 augustus 2016. Halifax, Nova Scotia, Canada.

KITT moet naar huis, dat is onze redding. We rijden hem naar Halifax en nemen ons voor om ooit nog de Canadese voorrangsregels onder de knie te krijgen. Na een ontspannen middagje op de Halifax Farmers’ Market en het Waterfront stappen we op het vliegtuig. Bevrijd van onze innemende bevrijders. Wie weet voor hoe lang.

Partners

Social Media

Houd jij van Verre reizen met kinderen? Volg, like en blijf op de hoogte!